R E D E V O E R I N G

OVER HET

WEZENDLYK VERMAAK

W I S K U N D E

IN DE ENGELSCHE KERK BINNEN LEYDEN
UITGESPROOKEN DOOR


ADRIANUS CUYPERS.

TOEN HY HET AMPT VAN OOPENBAAR LEERAAR DER
WISKUNDE, IN 's LANDS HOOGESCHOOLE, DIE TE
LEYDEN IS, PLECHTIG AANVAARDE,



OP DEN V. VAN ZOMERMAAND, MDCCLVIII.




TE LEYDEN,
By SAMUEL
EN JOHANNES LUCHTMANS, 1758.
Akademie Drukkers.



Aanvullende gegevens:
Adrianus Cuypers, Redevoering over het wezendlijk vermaak der wiskunde, Leiden: Samuel en Johannes Luchtmans (1758); 32 pp. met opdracht op de eerste twee ongenummerde pagina's in zijn geheel opgenomen.



A A N

DE HOOGEDELE EN EDELE GROOTACHT-
BAARE HEEREN BEZORGEREN VAN
's LANDS HOOGESCHOOLE
BINNEN LEYDEN,


WILLEM GRAVE VAN BENTINCK,
HEERE VAN RHOON EN PRENDRECHT, ENZ. ENZ. ENZ.
BESCHREVEN IN DE RIDDERSCHAP VAN HOL-
LAND, VOORZITTENDE IN DE GECOMMIT-
TEERDE RAADEN VAN ZUIDHOLLAND,
HOOGREEMRAAD VAN RHYNLAND,
E
NZ. ENZ. ENZ.

MR. PAUL SEBASTIAAN LE LEU DE WILHELM,
HEERE VAN BESOOYEN, RAAD EN OUDBURGE-
MEESTER DER STAD ROTTERDAM, E
NZ. ENZ.

MR. CORNELIS DE WITT,
HEERE VAN JAARSVELD, RAAD EN REGEEREND
BURGERMEESTER DER STAD DORDRECHT, E
NZ. ENZ.

MITSGADERS AAN HUNNE MEDEBEZORGEREN, DE
EDELE GROOTACHTBAARE HEEREN BURGE-
MEESTEREN DER STAD LEYDEN,


MR. DIRK DE RAET,
MR. SIMON VAN GERWEN,
MR. JOHAN VAN DER MARCK, Æ. Z.
MR. JOHAN FREDERIK GRONOVIUS.

ALS OOK

AAN

DEN WELEDELEN GESTRENGEN HEERE

MR. JAN VAN ROYEN, DAVIDSZ.
RAAD EN PENSIONARIS DERZELVE STAD, EN
GEHEIMSCHRYVER DER HOOGEDELE EN
EDELE GROOTACHTBAARE HEEREN, GE-
ZAAMENTLYKE BEZORGEREN DER
HOOGESCHOOLE.




Wordt deeze Redevoering met
de uiterste hoogachtinge en
eerbied toegewyd


DOOR

ADRIANUS CUYPERS.




[pag. 1]


REDEVOERING
OVER HET
WEZENDLYK VERMAAK
W I S K U N D E
UYTGESPROOKEN DOOR
ADRIANUS CUYPERS.


LUISTERRYKE BESTIERDER DEEZER HOOGESCHOOLE.

HOOGEDELE EN EDELE GROOTACHTBAARE HEEREN BEZORGERS VAN DIT HEILIGDOM DER GELEERDHEID.

EDELE GROOTACHTBAARE HEEREN, SCHOUT, BURGEMEESTERS EN SCHEPENEN, GEZAAMENTLYKE WETHOUDERS, NEVENS DERZELVER MINISTERS DE WELEDELE GESTRENGE HEEREN RAAD EN PENSIONARIS, EN GEHEIMSCHRYVERS VAN DEEZE WERELDBEROEMDE STADT.

HOOGGELEERDE, WYDVERMAARDE HEEREN HOOGLEERAARS, IN ALLE WYZE EN GELEERDE WETENSCHAPPEN, HOOGVERLICHTE, ALOMBEROEMDE MANNEN.

ZEER ACHTBAARE HEER GEHEIMSCHRYVER DER AKADEMISCHE VIERSCHAAR.

UITLEGGERS EN UITDEELERS DER GODDELYKE VERBORGENHEDEN, ZEER WELSPREEKENDE, ZEER GODVRUCHTIGE, VEEL EERWAARDE MANNEN.

WELGELEERDE, ZEER ERVAAREN HEER LECTOR IN DE GRIEKSCHE TAALE. [pag. 2]

ZEER GELEERDE HEEREN, MEESTERS EN LEERAARS IN ALLERLEI GELEERDHEID, VRYE KONSTEN EN WETENSCHAPPEN.

EDELE EN VOORTREFLYKE JONGLINGSCHAP, DIE, VAN ALOM, ZYT TE SAAMEN GEVLOEID IN DIT BATAAFSCHE ATHEENE, OM UW LEERGIERIG VERNUFT TE VERRYKEN MET DE ONUITPUTBAARE SCHATTEN VAN PALLAS HEILIGDOM; BLYDE HOOPE VAN UW VADERLAND; GROOTE VERWACHTINGE VAN GODS KERKE; SIERAAD DEEZER HOOGESCHOOLE; KROONE UWER OUDEREN; LUST EN VERMAAK UWER HOOGLEERAAREN.

EINDELYK GY BRAAVE BURGERS EN INWOONERS DEEZER GROOTE EN AANZIENLYKE STADT, GY VREEMDELINGEN EN ALLEN DIE HIER TEGENWOORDIG ZYT, VAN WAT RANG OF STAAT GY ZYN MOOGT,

ZEER GEËERDE EN BESCHEIDENE TOEHOORDERS.
Het is de Tyd, die, als eene vlugge pyl, geschooten uit de hand des Almachtigen, nooit het doel mist van zynen alwyzen Raad, in het zeker bepaalen van al de wisselbeurtige lotgevallen ons levens, en die uit de vloejende oogenblikken de rollende uuren, onophoudelyk, doende voortkoomen, ook dat plechtig uur voor my heeft gebaard, dat ik myn gering talent niet langer onder de aarde eener ingetooge kunstbespiegeling kunnende begraven, nu, oopentlyk, voor het oog der geleerde Wereld zal moeten vertoonen: het [pag. 3] zy dan zo gangbaar of niet gangbaar van munt als het zy.
Deftig, voorzeker, ja zeer aanzienlyk, is de Post, dien ik aanvaarde, maar te gelyk is hy ook voor my zeer hachlyk en niet zonder gevaar: als zullende my doen beproeven of ik hem met lof sta te bekleeden, dan of ik onder deszelfs drukkend gewigt zal bezwyken.
Groote hoope hebbe ik, tot het eerste, maar geen minder vreeze voor het laatste, wanneer ik de gunst en hulpbiedende aanmoediging van Luisterryke en Hooggeleerde Mannen, aan de eene zyde, met myne allenthalve geringheid, aan den anderen kant, naauwkeurig vergelyke. Was het dan weleer de ernstige betuiging van mynen beroemden Voorganger, dat hy niet zonder groote gemoedsberoeringe deeze plaats beklommen hadt; vry sterker zyn de redenen, die my als dringen en dwingen tot die zelve ontsteltenis van geest; maar ik zalze, als genoeg bekende, en voor deeze plaats veels te geringe zaaken, niet ophaalen, om die tans zeer ontydige gemoedsdrift niet meer te ontsteeken, en om des te spoediger te koomen tot myne voorgenoomen stoffe.
Wel is waar, dat ik, wegens de groote verdiensten, en het genot der geleerde vriendschap, van den Heere WILLEM LABORDUS, echter Amptshalven verplicht was om, vooraf, zynen onsterflyken lof uit te galmen; maar wie is 'er, mag ik billyk vraagen, hier tegenwoordig, [pag. 4] die, met my, kennis draagende van alles, waarmede hy zig zelven als overtroffen heeft, ook, met my, niet zal overtuigd zyn, dat ik aan dien schuldigen plicht best kan voldoen met eerbiedig zwygen? terwyl ik, als opgetoogen over den rykdom van zyn wiskundig vernuft! en als verrukt, door 't heerlyk gezichte van zyne voortreffelyke gaven! reden hebbe tot wanhoop, om hem, met gelyke begaafdheden, op te volgen, en daarom is het, dat ik, met eenen ernsthaftigen nayver, uitroepe, ô groote en nu zalige Man! laat een gedeelte van uwen geest op my rusten, laat my den mantel van uwe geleerdheid en onvermoeide naarstigheid achterna; op dat ik, met een moedgrypend vertrouwen op de hulpe des Almachtigen, en gesterkt door de groote en zonderlinge gunst, waarmede de Hoogédele en Edele Groot-Achtbaare Heeren gezaamentlyke Bezorgers deezer Hoogeschool, my waardig en bekwaam hebben gekeurd U ten opvolger gegeven te worden, een gelukkig en genoegenverwekkend begin maaken mag van mynen oopenbaaren dienst, met den aanvang myner Intrêrede: het zy dan zo wel of kwaalyk naar de Konstregels der welspreekendheid, als van myne ten eenemaal ongeöefende letterkennis, met reden, kan gevergd worden.
Maar, welke stoffe zal ik deeze groote Vergadering [pag. 5] van Luisterryke en Hooggeleerde Mannen best voordraagen? waarlyk hieromtrent valt voor my weinig keurs, wanneer men zig herinnert, dat, behalven mynen grooten Voorganger, de Heeren MARTENS, en VAN DER WAL, zig reeds zo omstandig hebben uitgebreid over het nut der Wiskunde, dat 'er, op dien vruchtbaaren akker, weinig meer voor my is overgelaaten, dan eene geringe naleezinge van hunnen opgezaamelden oogst. Tot eene Redevoeringe over de opkomst, voortgang en lotgevallen der Wiskundige wetenschappen, wordt meer taal- en oudheidkunde vereischt, dan ik gaarne bekennen wil te bezitten.
De wanden der Akademische gehoorzaale weergalmen noch van den hoogdraavenden toon, waar mede een der Hoogleeraaren van dit Bataafsche Atheene, het echte beeld en kenmerk van eenen volmaakten Rechtsgeleerden, met alle deszelfs levende graveerselen, zo krachtig en sierlyk heeft uitgedrukt, dat ik het penseel myner tonge veels te schraal van kunste achte, tot het maalen eener spreekende schilderye van eenen volmaakten Wiskonstenaar; wel verzekerd zynde, dat myn zeer gebrekkig tafereel veels te lelyk zou afsteeken by dat Latynsche Proefstuk van welspreekende geleerdheid; keurende my veels te laag van geest, om zo Hooggeleerd eenen Man te durven nabootsen.
Om dan een ander niet onwettig van het zyne te berooven [pag. 6] noch my tot zaaken te bepaalen, waartoe ik veels te onbeschaafd van geleerdheid ben, zoo zal het voor myne geringheid genoeg zyn, deeze talryke Vergadering, slechts eene zeer eenvoudige schetse voor te stellen, van het wezentlyk vermaak, dat 'er uit de grondige kennisse en waare betrachtinge der Wiskundige wetenschappen te trekken zy: waaruit dan, van zelfs, zal voortvloejen, datze ook als zodanig ten hoogsten waardig zyn om, in onze Landspraake, oopenbaar geleezen, en van alle edele vernuften geoeffend en bemind te worden.
Maar, eer ik, met een zedig en eerbiedig vertrouwen van genoegen te zullen geven, hier van spreeken zal, zo verzoek ik, geëerde Toehoorders, uw bescheiden en moedgevend gehoor gunstig te moogen genieten; zullende my het zelve zoeken waardig te maaken, daar ik de scheeringe met den inslag myner Redevoeringe uit te saamen hebbe geweven.
Al wie met aandacht let op de natuur van het wezendlyk vermaak, zal dra bemerken, dat het voor een redelyk schepsel onmooglyk duurzaam en van een vol genoegen kan zyn, dan wanneer het op redelyke gronden steune, en zig omtrent zaaken bezig houde, welke van dien heilzaamen aard zyn, die machtig zyn haare natuurlyke vermoogens te verbeteren; haaren gelukstaat te helpen [pag. 7] bevorderen, en die tot een algemeen heil kunnen strekken van den Burgerstaat, waartoe wy behooren, en tot wiens nut wy verplicht zyn te leven.
Het is ontwyffelbaar, dat de heerlyk geschapen eigenschappen van onze geestlyke zelfstandigheid zeer ontluisterd zyn, door den val van onzen eersten Stamvader; te wonder zoet is dienvolgens het vermaal, dat genooten wordt, als men zig tot zaaken bepaalt, die ons verstand, onfeilbaar, kunnen ontheffen van de dikke nevelen der onkunde, daar het van natuure mê bezwalkt is, die ons oordeel zodanig ophelderen en scherpen, dat het, door eene vaardige vatbaarheid van begrip, de allerdiepzinnigste waarheden kan doorgronden, die onzen wil, met eene aangenaame kalmte van geest, eenen afkeer indrukken van alle oploopende twistgierigheid, en tot eene verstandige deugdbetrachtinge, met zagte en lieflyke eerspooren, edelmoedig aanprikkelen.
Wat dunkt U, zeer gewenschte Toehoorders, zyn 'er, tot voorwerpen van ons wezendlyk vermaak, wel bekwaamer zaaken mooglyk dan die, welke de gebrekkige eigenschappen van onzen geest dus merklyk kunnen verbeteren? kan 'er wel een grooter gelukstaat bedacht worden dan die, welke men, door middel van deeze verbeterde zielsvermoogens, verkrygt en bezit? leeren ons de Godgeleerdheid en Zedekunde beiden [pag. 8] niet, op het allerduidelykst, dat de hoogste gelukzaligheid van den Mensch in de volmaakte welgesteldheid van deszelfs wezendlyke zielsvermoogens bestaat? en volgt hieruit niet wettig, dat zaaken, die zo veel hieraan toebrengen, ook als den grondslag moogen aangemerkt worden van die hoogste gelukzaligheid? zodat men naar geenen hoogeren gelukstaat kan verlangen, die in aard of wezen, maar die alleen in trappen van volmaaktheid, van deezen grondslag verschilt, en die ons volkoomen in staat stelt, om 'er alles op te bouwen, wat tot heil kan strekken van onzen evenmensch; terwyl zaaken, die van zulk een edel vermoogen en heilzaame uitwerkinge zyn, op het wezen en de eigenschappen onzer ziele, haare rustlooze begeertens, naar de kennisse van eeuwige waarheden, onmooglyk bedroogen kunnen doen uitkoomen.
Dat nu de Wiskundige wetenschappen, by uitstek, als zaaken van die voortreffelyke hoedanigheid te schatten zyn, zal niemand, denke ik, in twyffel trekken, die ooit eenig gevoel heeft gehad van die voortreflyke hoedanigheid; maar hy zal my, integendeel, gaarne willen toestaan, dat zy, als zodanig, den voorrang hebben boven veele andere wetenschappen; en dus ten vollen machtig zyn, om de zielen haarer liefhebberen, met het wezendlykste vermaak te streelen, dat in een redelyk onderwerp vallen kan; en om het [pag. 9] gantsche Menschdom te koesteren met ontelbaare aangenaame voordeelen: want, ik bidde U Toehoorders, laat ons, om de kortheid des tyds, de voornaamste der zelve maar eens met order doorloopen, en gy zult van myne gezegdens volkoomen overtuigd zyn.
Wat de Wiskunde, op zig zelve aangemerkt, eigentlyk is, blykt, in onze Nederduitsche Taale, uit haare bloote benaaminge; te weten, eene kundigheid van zaaken, of derzelver eigenschappen, die uit wisse gronden, door wisse besluiten getrokken zynde, ook ontwyffelbaar wis en zeker zyn.
De Wiskundige weetenschappen verdeelen zig in zuivere en gemengde; wy zullen van de zuivere beginnen, en wel, als de eerste in rang, van de Rekenkunde; eene wetenschap die waarlyk een groot vermoogen heeft om ons verstand en oordeel bekwaam te maaken tot eene behendige vaardigheid van begrip, en die van het hoogste belang is voor de menschelyke saamenlevinge: want zonder haaren geestryken invloed was de financierekening, met alles wat 'er betrekkinge toe heeft, volstrekt ziel- en levenloos; zonder haare hulpe zou de koophandel- wissel- en assurancierekening, met alle de ingewikkelde en duistere gevallen, die 'er toe behooren, in de uiterste verwarringe raaken, en telkens, door onoploslyke zwaarigheden, belemmerd worden; ja, wy zouden in alle voorvallende zaaken [pag. 10] die van te weinig belang zyn, om 'er hier ter plaatse eene tydverspillende optellinge van te doen, zonder de kennisse der Rekenkunde, droevig verlegen staan.
Groot is derhalven het vermaak, dat een rekenkonstenaar genier, wanneer hy, door haare onfeilbaare regelen, de allerneteligste twistgedingen over zaaken, daar de Rekenkunde in te pas komt, kan helpen beslissen; om volgens de strengste rechtvaardigheid, elk aan 't zyne te doen koomnen. Wat baardt het immers een aangenaam genoegen, als men, op dien wetsteen des vernufts, het verstand zo snedig heeft gemaakt, dat men in de kansrekening dingen kan bepaalen, die enkel van het blinde geval schynen aftehangen, en vraagstukken kan oplossen, die, als verborgene raadselen, boven het bereik van ons denkend vermoogen zouden gaan, indien men, door hulpe der logarithmen, dezelve niet, op eene zeer vaardige wyze, wist te achterhaalen.
Wat is de Meetkunde verheven van geest! om ons, door middel van haare strenge en zuivere leerwyze, schrander en regelmaatig te leeren denken; ter bespiegelinge van zaaken, die als het onderwerp van haare redenkonstige betoogingen, byne eenen algemeenen glans en luister geven aan de wetenschappen, konsten en handwerken, die daaglyks, tot ons nuttig vermaak, worden geöeffend: want zy is waarlyk die vast [pag. 11] gewortelde boom der kennisse, wiens vruchten niet doodelyk, maar zeer gezond en aangenaam zyn voor het menschelyk verstand, onder wiens groene en lommerryke bladeren allerlei soort van geleerdheid zig verlustigt, en wiens levenwekkende takken zig uitstrekken over de geheele Wiskunde; terwyl zyn hooge stam zig tot in de wolken verbergt, en met deszelfs trotsen schedel tot aan de starren stoot; met één woord, het is de verheven Meetkunde, die, door haare zeer naauwkeurige passer en meetroede, zo wel de hoogste hemelen als de laage aarde meet, met alles wat 'er tot dienst van 't Menschdom, op te passen en te meeten valt.
Geen wonder dan, dat zy, by de oostersche wysgeeren, zo hoog geschat, ja als eene Goddelyke wetenschap is aangemerkt: gelyk Plato tot haaren lof zeide, God meet altyd; en boven de deure zyner Gehoorzaale schreef: niemand in de Meetkunde onervaaren tree hier binnen; en hierom was het ook, dat men, den Goden ter eere, eene offerhande van honderd stieren deedt, toen Pythagoras de bekende eigenschap van den rechthoekigen driehoek hadde uitgevonden; geen wonder, dat groote mannen, die, in laatere eeuwen, over de verbetering des verstands hebben geschreven, haar aanmerken als den eersten en besten grondslag, waarop, in de voorbereidende [pag. 12] geleerdheid, alle waare wysheid moet gebouwd worden; geen wonder eindelyk, dat zy haare welgëoeffende betrachters, doorgaans, boven andere stervelingen doet uitmunten in rykdom van vernuft; tot het ontdekken van waarheden, die, om haar voortreflyke nuttigheid den geest der meetkonstenaaren, met eene sterke liefdedrift, de kennisse van waarheid en deugd doen omhelzen; en, wegens de eere der ontdekkinge, met eene verrukkende blydschap vervullen. Van welk een aangenaam en dienstig gebruik de platte en klootsche Driehoeksmeetinge is, weeten de starreloop- zeevaard- en landmeetkundigen in vollen nadruk; en wie is 'er, die, zonder verbaazinge over de grootheid van 't menschelyk verstand, haare uitgevonden konstregelen kan nagaan? maar laat ons met vry meer verbaastheid zyn aangedaan over de hoogverlichte Stelkunde! dat edel toppunt der menschelyke wetenschappen! die kunstryke sleutel der waare wysheid, ter ontsluitinge van de allermoeilykste slooten der Natuur- en Wiskunde, om langs korte wegen, en door zeer eenvoudige kundigheden, tot haare binnenste heiligdommen in te dringen, ter ontdekkinge van natuur- en konstgeheimen, daar men, door meetkundige bewyzen, of geheel voor zou stilstaan, of niet dan, door eenen oneindigen omweg van besluiten, toe geraaken zou.
Wat geeft zy ons niet al schrandere kunstgreepen [pag. 13] aan de hand, om de eigenschappen der kegelsneden en andere kromme lynen na te spooren, en door middel van oneindige ryen de logarithmen, tot zo veele getalmerken, als men wil, zeer gemaklyk en naaukeurig te bepaalen; inzonderheid wanneer men de Fluxierekening hier toe gebruikt: als zynde eene wetenschap, die de gemeene Stelkonst zo verre overtreft, als deeze de Rekenkunde te boven gaat, en om de eere van welkers uitvindige twee beroemde Volkeren zeer hevig hebben getwist; terwyl zy, wel verre van tot eenen twistappel te strekken, als die, om welken het vermaarde Trojen is verwoest, integendeel aan de Natuur- en Wiskunde haaren luisterryksten opbouw bevorderd heeft; en dus, met recht, voor eene wetenschap te houden is, die het vernuft van haaren uitvinder als boven zig zelf verheft, en het gewigt van haare waardigheid als overweegt; doordien zy ons eindig verstand stoutmoedig durft voorlichten, om zelfs den afgrond van het oneindige in te zien; ter bepaalinge, in veele natuur- en wiskundige zaaken, van het grootste en van het kleinste; eene kundigheid, voorwaar, die onmooglyk kan nalaaten, om ons weetgierig vernuft tot eene onuitputbaare bron van vermaak te strekken.
Maar de tyd roept my, om over te gaan tot de gemengde wetenschappen der Wiskunde, onder welke de Weeg- en Werktuigkonst geene geringe plaats verdient; [pag. 14] als zynde van een groot vermoogen, om haare echte kenners bekwaam te maaken tot zeer noodzaaklyke leden van den burgerstaat; wanneer zy hen verrykt met den geest der uitvindinge van werktuigen, daar men ongelooflyke dingen door verrichten kan: gelyk Archimedes, met de bespiegelinge van den hefboom bezig zynde, dus in verrukkinge uitriep! geef my een vast punt buiten de Aarde, en ik zal dezelve uit haare plaatse ligten; of die tot de spaaringe strekken van groote kosten, door het aanvoegen van onbezielde, in plaats van bezielde krachten; het zy, dat men de werkinge van water of wind, vuur of lucht, hier toe gebruike; of dat men, door hulpe van veeren, slingers of gewigten, haare beweeginge veroorzaake; het geen deeze werktuigen tot ontelbaare diensten bekwaam maakt; waardoor zy, alsdan, met zulk eene algemeene toejuichinge worden vereerd, die, voor den geest der uitvinderen, met een alles overteffend vermaak, zeer natuurlyk, moet gepaard gaan.
Van geen geringer vermaak is de schrandere Waterwigt- en Waterloopkunde voor eenen rechtschaapen Nederlander, die, in dezelve wel ervaaren zynde, ons Vaderland kan te hulpe koomen met raadgevende middelen, om dyken wel aan te leggen, en dykbreuken te stoppen, om de verzandingen der rivieren [pag. 15] weg te neemen, en om, ter bekwaame afleidinge van het water, kunstig en omzigtig te waterpassen, ten einde om, door alle deeze hulpmiddelen, het woeste watergeweld te stuiten, dat onze vruchtbaare en grasryke landsdouwen, zo meenigmaal tot eene baare zee heeft gesteld; terwyl deszelfs alles vernielende overstroomingen het gevaar somtyds groot genoeg doen zyn, om te vreezen en te duchten, dat het gezegend Land onzer inwooninge, als uit de zee en de rivieren gewoekerd, en door den handel ter zee en op de rivieren, groot en ryk gemaakt zynde, ook door de zee en de rivieren wederom verzwolgen worden.
Werpen wy ons oog op de Waterpers- en Fonteinkunde, zo is 'er geen aangenaamer wetenschap, om de lusthoven der Grooten te verkwikken met lieflyk ruischende watervallen en frissche watersprongen, die, uit allerlei vorm van pypen, door de opvallende zonnestraalen heen springende, ons de allerschoonste kleuren van den regenboog vertoonen. Vestigen wy onzen aandacht op de Gezichtkonst, zo moeten wy verbaast staan over de nette en kunstige gesteldheid van het oog, met betrekkinge tot de wetten der lichtstraalen, die 'er op werken, om ons de voorwerpen te doen zien; maar vermits het natuurlyk oog bedrigen kan, zo is het de Gezichtkunde, die [pag. 16] ons, door de oogen des verstands, ter juiste bepaalinge van de waare groote, gedaante, en afstand der voorwerpen, eerst recht oordeelkundig leert zien; en, behalven eene meenigte andere verschynselen der Natuure, den grooten Newton dat edel leerstuk der kleuren heeft ontdekt. Een natuurgeheim, dat hy, zekerlyk, niet zonder het innigste gevoel van vermaak, door veele schrandere proeven en wiskundige besluiten uit haaren binnensten boezem gelokt, en aan de geleerde Wereld meede gedeeld heeft.
Al wie de Gezichtkunde wel verstaat, kan ook een zonderling genoegen scheppen uit de Spiegelkunde, die ons, door de vlakke spiegels, niet slechts tot een algemeen nuttig vermaak strekt; maar door ontelbaare vertooningen van holle en bolle spiegels, den geest door de oogen verlustigt: vooral wanneer de Doorzichtkunde, of de kennis van hol- en bolgesleepen glaazen, haar zusterlyk de hand leent, tot het saamenstellen van konsttuigen, die, in een klein begrip, van eene verbaazende uitwerkinge zyn, om ons eene nieuwe wereld van wonderen, in 't groot, aan den hemel, en, in 't klein, op de aarde, te vertoonen; terwyl zy ons, nevens de konstige uitvindinge der gemeene brillen, van verwonderinge als verrukken! over de aangenaame nuttigheid dezer drieledige [pag. 17] Wetenschap: want wat is 'er aangenaamer, dan reden te kunnen geven van de werkinge en wetten, volgens welken het alles vervrolykend licht, ons de heerlykheid van al het geschaapene leert zien, en van al de verschynselen der Natuure, die wy, door middel van terugstuitende of gebroken lichtstraalen, beschouwen.
Met stilzwygen moet ik de Wis- en Gezichtkundige Tekenkonst, die de konsttafereelen der schilders zo veel natuurlyken luister geeft, voorby gaan, om tyd te winnen voor de Sterre- of Hemelloopkunde, die Goddelyke wetenschap! waardoor wy als opgetoogen staan, over het edel en heerlyk vermaak waarmeede zy haare lievelingen troetelt! wanneer zy hen de onbepaalde uitgestrektheid der hemelsche ruimte, de verbaazende grootheid der hemelsche lichaamen, de verschillende afstanden, die zy van elkander en van de zon hebben, hunne omloopstyden, spilomwentelingen, wisselbaare schyngestaltens, en wonderlyke zwymvallen, of taaningen, schier met eene wiskundige zekerheid, leert kennen; of wanneer zy hen, door het gebruik der hemelkykers, als tot haare hemelsche binnekameren inleidt; ter beschouwinge van wonderen, die, voor de uitvindinge deezer konsttuigen, als Goddelyke verborgenheden den stervelingen geheel onbekend zyn geweest; en in welker waare gesteldheid en eigenschap ontdekkende bespiegelinge eene [pag. 18] kloekheid van geest uitblinkt, die, voor den mensch, als boven natuurlyk schynt: want wie moet niet verbaast staan over het kloek vernuft der ontdekkers van Saturnus wonderbaaren ring? van de wachters, die hem, en Jupiter omringen? en van de zonnevlekken, uit welkers geregelde beweeginge over de schyf der zonne, haare spilomwentelinge, met alle zekerheid, wordt afgeleid? ik zwyge van de schrandere ontdekkinge der maanbergen en andere ontdekte verborgenheden der Hemelloopkunde, uit dit alles besluitende, dat 'er geene wetenschap van zo veel gezag is, als zy, om ons te overtuigen van het eeuwig en onveranderlyk aanwezen, en van de oneindige deugden en volmaaktheden der Goddelyke Majesteit: want zy is het, die ons, door de ontzachlyke grootheid van 't heelal, door deszelfs welgeschikte order en wyze natuurwetten, en door de goede eindens, waartoe alles schynt te saamen te loopen, van verwonderinge doet wegzinken in den afgrond van Gods almacht, wysheid en goedheid! met een vermaak, dat waarlyk niet wezendlyker, niet duurzaamer, en van geen voller genoegen zyn kan, omdat het in God eindigt als ons hoogste goed en in zyn algenoegzaam Wezen voor eeuwig kan berusten.
Laat ons nu, uit den hoogen hemel neerdaalende, ook, met een enkel woord, de Aardklootkunde aanroeren: [pag. 19] want zonder haare hulpe is men geheel versteeken van het rechte vermaak, dat 'er uit de kennisse der globen, en uit het nuttig gebruik der land- en zeekaarten te scheppen is, en gants onkundig van veele wetenswaardige zaaken, die de Natuurkunde betreffen; maar ik zie, dat my de Zeevaardkonst al van verre toeknikt tot het ophaalen van haaren welverdienden lof; als zynde de voordeeligste der wiskundige wetenschappen voor alle handeldryvende natiën; ja die wetenschap, welke, naast God en de dapperheid onzer voorvaderen, de oorzaak is van onze diergekochte vryheid, van het vermoogen der zee, waardoor wy weleer zo ontzachlyk zyn geweest voor onze nabuuren, en van alle de schatten der Natuure, die ons, van den op- en ondergang der zonne, zyn in den schoot geworpen, door onze van ouds beroemde scheepvaart.
Is de Zeevaartkonst zo profytlyk, zy is, voor 's Lands wakkere Palinuuren, niet min vermaaklyk; wanneer zy hen, in tyden en plaatsen van gevaar, dikwerf het middel doet zyn in de hand der Voorzienigheid, om, als kristen Mentors, duizende zielen uit de grynzende kaaken van den dood, en geheele koopvaardy- of oorlogsvlooten uit den gaapenden afgrond er zee te rukken, en langs bank en blinde klip, door storm en noodweer heene, gelukkig, in behoude havens te doen stevenen. Maar, wat zou de Zeevaartkonst ons [pag. 20] baaten, indien haar de Scheepsbouw niet voorzag van dryvende zeekasteelen, die, om handel te voeren, of ten oorloge toegerust, ons de rykdommen van oost en west toebrengen, of onze tegenwoordige zeemacht op alle wateren doen gelden? zeer aangenaam is het dan voor eenen wiskundigen, en in de bespiegelende kennisse van den scheepsbouw ervaaren Nederlander, als hy zyn Vaderland kan dienst doen, met het opgeven van regelen, tot het maaken van scheepen, die op de voordeeligste wyze kunnen zeebouwen. Van welk een nuttig vermaak de Tydrekenkunde is in de burgerlyke zaaken, in de natuurlyke historie en in de kerklyke en wereldlyke geschiedenissen, ga ik, om tyd te spaaren, met stilzwygen voorby; als meede het vleijend genoegen en tydwyzend nut, dat de Zonnewyzerkunde baart; wanneer zy, door haare welgemaakte zonnewyzers, op het allernaaukeurigste de intreede der zonne in de middaglyn bepaalt, om 'er de uurwerken naar te stellen, en 'er hunnen onregelmaatigen loop door te verbeteren.
Echter is de Burgerlyke Bouwkonst van te veel belang om geheel ongerept te laaten: want zy is het immers, die, by uitneemenheid, het nutte met het aangenaame sierlyk saamenvoegende, het voornaamste gemak en vermaak van ons leven helpt bevorderen; wanneer zy ons niet alleen, tegen de ongemakken en [pag. 21] gevaaren der buitenlucht, veilige schuilplaatsen, maar zelfs aangenaame wooningen, ja geheele steden, ter gezellige saamenlevinge, bezorgt. Weg dan, met de gedroomde lier van Amphion; terwyl zy het alleen is, die het vermaarde Theben heeft gesticht; die, als de waare uitvindster der vyf beroemde bouworders, behalven de trotse naalden en gedenkzuilen der beeldspraakkonstige Egiptenaaren, al de bouwkonstige wonderen der wyze Grieken, en dappere Romeinen heeft opgerecht; die, nog daaglyks, de voornaamste ryks- en koopsteden ter Wereld, met heerlyke kerken, vorstelyke paleizen, en prachtige raadhuizen versiert; het Stadhuis van Amsterdam, zo verrukkend en groots van bouworder! zo ryk en prachtig van sieraad! uit deszelfs grondvesten heeft doen opryzen, dat men waarlyk, moet in twyffel staan, wie onze hoogste verwonderinge toekomt, of de grootsheid van 't gebouw, of de schranderheid van deszelfs Bouwmeesteresse: want die straalt 'er zo krachtig in door, dat men wel zeggen mag, ô wyze en edele Bouwkonst! die, zonder hulpe der Wiskunde, dit agtste wonder niet hebt voortgebracht; geniet dan, met dit proefstuk van uw bouwkunstig vernuft, eeuwig onze verwonderinge, nevens het vermaak, dat gy het alleen zyt geweest, [pag. 22] die, in uwen verheven geest, zo prachtig een gebouw hebt kunnen ontwerpen.
Edoch het is niet genoeg, dat wy in alle vier de jaargetyden, tegens de ongenade der lucht, en tot berginge van onze tydelyke have, eene aangenaame beschuttinge hebben in prachtig gebouwde steden; ten zy ons de Vestingbouwkonst, in tyden van alles vernielenden oorlog, tegen de woede onzer vyanden bescherme: want schoon de Krygskunde tans zo groot is, dat de allersterkste plaatsen voor haar geweld moeten bukken, als zy maar van boven oopen zyn; zo is het evenwel zeker, dat wy, in versterkte steden, niet zo aanstonds blootstaan voor den moedwil onzer bespringeren, maar somtyds, door eenen dapperen tegenstand, hun geweld zo lang kunnen verduuren, tot 'er, van elders, een gelukkig ontzet koome: gelyk bekend is ten aanzien van deeze vermaarde Stadt.
Daarenboven strekken de vestingwerken onzen Staat ten minsten tot eenen voormuur, waarop de vyand, niet zonder groot verlies van geld en volk, de krachten van zynen eersten aanval verspilt, en belet wordt, om, zonder slag of stoot, tot in 't hart van ons Vaderland in te dringen. Wat is de Vestingbouwkonst derhalven niet eene zeer noodzaaklyke wetenschap, en wat legt 'er niet een wezendlyk vermaak in opgeslooten voor mannen, die, in dezelve welgeöeffend zynde, [pag. 23] door hun verstand of dapperheid, of door beiden te gelyk, meenigmaal wonderen verrichten, tot behoud van ons leven en van al wat ons dierbaar is.
Is het insgelyks niet vermaaklyk, wanneer men in de Vuurwerkkonst, omtrent het werpen van kogels of bommen, de kromme lynen, welke deeze vuurige klooten in de lucht beschryven, de plaats van hunnen val, en de kracht van hunnen slag of stoot wiskundig kan bepaalen, en, op plechtige tyden van gejuich, met allerlei konstige en vermaaklyke vuurwerken, de oogen der menschen weet te verlustigen
Brengt ons de Burgerlyke Bouwkonst nu zo veel gemak, tot nut van ons leven en gezondheid, toe, zo veel beveiliging voor onze aardsche goederen; worden wy door de Vestingbouwkonst beschermd in dezelver geruste en vreedzaame bezittinge; geen wonder dan, dat wy, om des te aangenaamer genot van dit alles te hebben, in de Muzykkunde ons vermaaklyk tydverdryf zoeken; dat die ons, door haar lieflyke saamenklanken, vallen en toonen, en alle de betoverende kunstgreepen van haar streelend maatgeluid, de ziel door de ooren weet te vangen; wanneer wy, ter uitspanninge van wigtiger bezigheden, onzen afgematten geest door dezelve verkwikken: het zy dat men kennis hebbe om zelf speeltuigen te hanteeren, of dat men in den oopenbaaren Godsdienst zyne stemme onder [pag. 24] het konstig geluid der orgelpypen menge, om den lof des Allerhoogsten te zingen; gelyk, trouwens, de zang- en speelkonst het voornaamste gedeelte van den tempeldienst der aaloude Jooden was, en nog, welbestierd en toegepast zynde, geen gering deel van onzen kristen Godsdienst uitmaakt, ja als het eeuwig vermaak der hemellingen, in de heilige bladeren, wordt voorgesteld; zodat men van het zielsverrukkend vermaak deezer konste geen krachtiger bewys noodig heeft, dan haare bloote benaaminge en veelvuldig gebruik; terwyl zy, door haare zintuiglyke bekoorlykheid, de jeugd van zelfs genoeg verlokt, om, als de vermaaklykste der wiskundige wetenschappen, het meest geöeffend te worden; waarom ik haar ook, tot een goed slot, hebbe bewaard, van die deelen der Wiskunde, welker vermaakbaarende kracht ik slechts ter loops hebbe voorgesteld, en waarvan zy de waarheid, als met haar zegel en handtekeninge helpt bevestigen.
Ziet daar, geëerde Toehoorders, de eenvoudige schets van het wezendlyk vermaak, dat 'er uit de kennisse en oeffeninge der wiskundige wetenschappen te trekken zy, is het niet met alle mooglyke beknoptheid, het is ten minsten zo beknopt, als in myn vermoogen was, uwen hoogen aandacht voorgesteld. Wel te regt noem ik dezelve eenvoudig; als hebbende geene wiskundige zaaklykheid in zig. [pag. 25]
Byaldien ik een man van letteren en beproefde geleerdheid was, zo zou my die eenvoudigheid noch wel passen, noch wel afgenoomen kunnen worden; maar, nu gants het tegendeel in my plaats heeft, zo vertrouwe ik, dat myne natuurlyke eenvoudigheid des te aangenaamer zal zyn geweest, dan wanneer ik, met eene opgezwollen verwaandheid van hoogdraavender styl en zaaken, my had durven verstouten, om het keurig gehoor te vermoeijen, van zo veele Luisterryke en Hooggeleerde Mannen, als hier tegenwoordig zyn: want die zullen my wel gunstig willen toestaan, dat het, voor eenen man van die zonderlinge staatsveranderinge en gesteldheid, als ik ben, zonder gevaar, van met de kiel zyner redevoering élendig schipbreuke te lyden, al vry wat zou inhebben om, in dat bepaald bestek, met zulk eene welspreekendheid, en in die welgeschikte order, als hier ter plaatse vereischt wordt, eene zaaklyker redevoeringe te doen, en datwel over zaaken, die zo hoog van geest, als die der Wiskunde zyn, al was het schoon dat hy in die zaaken, op zig zelven aangemerkt, zig wel geöeffend hadt. Ik verwachte, overzulks, in de plaats van lof, anders niet dan eene bescheidene en toegevende verschooninge, zelfs van die gebreken, met welke ik dit eenvoudige hebbe uitgesprooken; terwyl het my, schoon aan kracht van welzeggen, echter aan geenen yver heeft ontbrooken, om U te overtuigen [pag. 26] van het stuk, dat my te betoogen stondt; en uit welke betooginge ik, als een wettig gevolg, zou kunnen trekken de noodzaaklykheid van het Ampt, dat my is aanbetrouwd; maar die noodzaaklykheid is, door mynen geweezen voorganger, zoo klaar voorgesteld, dat men, om 'er volkoomen van overtuigd te zyn, geen krachtiger bewys behoeft dan 'er zyne deftige Intrêreden, die bekend en in elks handen is, ons van opgeeft, zodat ik, voor U en voor my, aandachtige Toehoorders, hier het aangenaamste woord van myne geheele redevoeringe zou kunnen uitspreeken; ten waare de plechtigheid van deezen dagh my niet verplichte, om myne aanspraak tot byzondere persoonen te richten; en datwel op zulk eene byzondere wyze, als men den aard der intrêrede, en met den plicht van den spreeker overeen komt.
Het is dan, in de eerste plaats, tot U, dat ik myne aanspraak wende, Hoogédele en Edele Grootachtbaare Heeren Bezorgers deezer alomberoemde Hoogeschoole, mitsgaders tot U, Edele Grootachtbaare Heeren Burgemeesters deezer groote en vermaarde Stadt; met de allereerbiedigste dankbetuiginge, dat het uwe Hoogédel- en Edele Grootachtbaarheden zo ongemeen gunstig behaagd heeft, my aan te stellen in de plaats van eenen man, die my, in geleerdheid en gaaven, oneindig overtroffen heeft, en te vereeren met een [pag. 27] Ampt, dat door hem, en andere beroemde mannen, zo luisterryk is bekleed geworden, en dat my doet staroogen op alles, wat 'er in my wordt vereischt, om het naar behooren waar te neemen. Ik ben veels te kleingevoelend van geest, om te durven voorgeeven, dat 'er in my eenige schaduwe van gelykheid met die beroemde voorgangers plaats heeft; het zou derhalven dwaasheid zyn, wanneer ik, met groote beloften, die kleingevoelendheid als verkrachte; echter durve ik vrymoedig belooven, dat ik niets onbezocht zal laaten, geen' arbied noch moeite zal ontzien, geen vlyd noch yver zal spaaren, om, ten minsten van verre, hunne heerlyke voetstappen te volgen, om, door gestadig blokken, te vergoeden, dat ik in verstand en geleerdheid by hen te kort schiete; en eindelyk om, dus doende, met eene altoosduurende dankërkentnisse, zo veel in my is, te beäntwoorden aan de goede verwachtinge, die uwe Hoogédele- en Edele Grootachtbaarheden, zo ongemeen gunstig, van my hebben opgevat.
Ondertusschen is het myn hartgrondige wensch, Hoogédele- en Edele Grootachtbaare Heeren, dat wy ons, in het licht van uwe hoogwyze regeeringe, nog lange moogen verheugen; dat gy, als zeer gewenschte mannen van staat, als getrouwe schutsheeren van Godsdienst en Vryheid, in die regeeringe, altoos de liefde en het vermaak van Land en Kerke moogt zyn; dat, [pag. 28] in deeze oorlogzuchtige daagen, door uw schrander en voorzichtig staatsbeleid, de dierbaare Vreede ons standvastig byblyve; dat alle goede konsten en wetenschappen, onder uwe altydwaakzaame zorge voor de eere en luister deezer Hoogeschoole, meer en meer, in dezelve, moogen groeijen en bloeijen; opdat zy haaren aalouden roem nooit verlieze; maar, tot aan de voleindinge der eeuwen, hier gevestigd blyvende, een geduurig Tempe der geleerdheid mag zyn, voor alle wysheidzoekende volkeren; en laastlyk dat uwe Hoogédel- en Edele Grootachtbaarheden, met al wat U dierbaar is, hier beneden lang gelukkig en gezond, en namaals hierboven, als zulke schilden der aarde die Godes zyn, eeuwig volzalig moogt leven.
Nu wende ik myne aanspraak tot U, hooggeleerde en wydvermaarde Heeren Hoogleeraars van deezen verheven Zetel der wetenschappen, gewyde priesters en orakelstemmen der kloekzinnige Pallas, hoogverlichte vraagbaaken der Akademische Jonglingschap, en schitterende noordsterren voor alle geleerdheidzoekende verstanden! het zy niet kwaad in uwe oogen, dat ik uw keurig en op hemelval van latynsche welspreekenheid verliefd gehoor, met myne ruuwe neerduitsche tonge, beschaadige. Gy weet, dat een speeltuig, wiens snaaren niet gesteld zyn naar de kunst der muzyk, onmooglyk een muzikaal geluid kan geven, en echter noodzaaklyk moet [pag. 29] klinken, als het van hoogerhand, hiertoe bepaald wordt. Even zo is het met my gelegen, die, naar de kunst van welzeggen niet gesteld zynde, onmooglyk op eenen welspreekenden toon kan klinken, en echter door het slaan van een kunsteloos geluid uwe kunstryke gehoortuigen moet kwetsen; omdat ik, plichtshalven, hiertoe bepaald ben. Vergunt my dan, voor een oogenblik, dat ik U gezaamentlyk dankzegge, voor de onverdiende achtinge welke ik reets by U geniete, als een' voorsmaak van uwe verdere gunst; terwyl ik my, met allen ernst, uwe hooggeleerde vriendschap aanbeveele; zullende, van myne zyde, alles zoeken te betrachten, wat my dit drievoudig snoer myner erfenisse, in deeze lieflyke plaatse, kan waardig maaken. Maar vooral ben ik oneindig aan U verplicht, hooggeleerde en wydberoemde Heeren Hoogleeraars in de Wis- Natuur- en Sterrekunde, die my reeds zo veele blyken van uwe standvastige gunst gegeven hebt, dat het my aan tyd en krachten ontbreekt, om 'er U, hier ter plaatse, eene oopentlyke dankerkentnisse voor te betuigen; ook ben ik verzekerd, dat uwe edelmoedigheid veels te groot is, voor die geringe erkentnisse; en daarom is het, dat ik haar, als ongemerkt, moet voorby stappen; met verzoek, dat gy in die zelfde gunst, te mywaards, even standvastig gelieft te volharden; opdat ik, in alle voorkoomende [pag. 30] zwaarigheden, my, des te vrymoediger, mag bedienen van uwen hooggeleerden raad: want, in wiskundige zaaken, die my nog onbekend, of te hoog van geest zyn, zal ik my nooit met vygeblaaren van een verkeerde schaamte zoeken te bedekken; maar ik zal, altoos, myn hoogste eer en geluk stellen, in van U te moogen leeren; echter met die omzigtige bescheidenheid, dat ik U nooit zal zoeken lastig te vallen.
Hiermede is het myn ongeveinsde wensch, hooggeleerde en wydberoemde Mannen, dat gy, alle te saamen, dit prachtig Heiligdom van Pallas, als heerlyke hoeksteenen, langduurig moogt ondersteunen en versieren; dat de letterkundige Jongelingschap, door uwe hoogwyze lessen, mannen mag uitleveren, van een gewenscht nut en luisterryk sieraad voor Vaderland en Kerke; en eindelyk dat gy, als de liefde en het vermaak deezer Hoogeschoole, uwen leeftyd hier, naar wensch, hebbende uitgediend, de kroonen van uwe hoogverlichte geleerdheid, in het hemels Sion, moogt nederwerpen voor de voeten der opperste Wysheid.
Het is tot U, dat ik, vervolgens, myne aanspraak richte, edele en deftige Jongelingen, die van alle oorden zyt te saamen gevloeid in dit Ren- en Worstelperk der geleerdheid, om 'er de krachten van uw vernuft in te beproeven. Wat is het voor U een groot voorrecht hier Mannen te vinden, welker [pag. 31] weerga, om U in die loflyke onderneeminge krachtdaadig te sterken, gy elders te vergeefs zoeken zoudt.
Maakt dan een wettig gebruik van hunnen geleerden yver, om U, tot den stryd, in dit Ren- en Worstelperk, met de volle wapenrustinge van Pallas te omgorden, en kwyt 'er U, als kloeke letterhelden, in; opdat gy, in volle zegepraal, den lauwerkrans der overwinninge wegdraagende, met triomf, tot uwe dierbaare ouderen en vrienden moogt wederkeeren.
Maar, het kan gebeuren, dat de lessen der Hoogleeraaren in de Wis- Natuur- en Sterrekunde, voor veelen onder U, te verheven en doordringend van geest zyn; omdatze grondbeginselen der Wiskunde, als bekend, onderstellen, daar gy nog niet genoeg in bedreven zyt, en dus vruchteloos, voor U, worden gehouden. Omdan hierin te voorzien, zo is het, dat ik, van hoogerhand, ben aangesteld, om U die grondbeginselen te leeren; en, uit kracht van die aanstellinge hebbe ik de eere, myn gering onderwys, in dezelven, U aan te bieden; met betuiginge, dat ik nergens meer moeite zal aanwenden, dan omze U, met alle mooglyke klaarheid, voor te stellen; nergens meer glorie in zal zoeken, dan om, ter bereikinge van het heilzaam oogmerk myner hooge begunstigers, U, als met de hand, op te leiden tot de hoogwyze lessen deezer Hoogleeraaren; in verwachtinge, dat gy, van uwe [pag. 32] zyde, dan ook niet verzuimen zult, om my hiertoe, als een wettig middel, te gebruiken; terwyl ik U, alle te gader, ook langs dien weg, eenen gelukkigen loopstryd toewensche, in de renbaane deezer Hoogeschoole.
Eindelyk keere ik my tot U, braave Burgers, en Inwooners deezer aangenaame Stad, die, enkel door eene edelmoedige leerzucht geprikkeld, of tot handhavinge van uwe beroepsbelangens, lust hebt tot de kennisse der Wiskunde, en biede U, met alle zedigheid, myn gering onderwys, in haare grondbeginselen, even bereidwillig aan; met verzekeringe, dat ik altoos eere zal stellen, om, ook ten aanzien van U, aan het goed oogmerk te voldoen, waartoe myn Ampt weleer is ingericht; in vertrouwen, dat gy, van uwen kant, dan ook alles zult toebrengen, wat, ter bevorderinge van deszelfs heilzaame gevolgen, kan dienstig zyn; om, dus doende, als konst- en kennisryke Nederlanders, onzen vrygevochten Staat in 't algemeen, en deeze Stad in 't byzonder, tot een aangenaam nut te strekken; en daardoor, voor uw zelven, ook het wezendlyk vermaak te genieten, dat 'er uit de kennisse en oeffeninge der wiskundige wetenschappen, als uit eene levende springäder, voortvloeit.


Ik hebbe uitgesprooken.