R E D E V O E R I N G
OVER HET
WEZENDLYK VERMAAK
W I S K U N D E
IN DE ENGELSCHE KERK BINNEN LEYDEN
UITGESPROOKEN DOOR
ADRIANUS CUYPERS.
TOEN HY HET AMPT VAN OOPENBAAR LEERAAR DER
WISKUNDE, IN 's LANDS HOOGESCHOOLE, DIE TE
LEYDEN IS, PLECHTIG AANVAARDE,
OP DEN V. VAN ZOMERMAAND, MDCCLVIII.
TE LEYDEN,
By SAMUEL EN JOHANNES LUCHTMANS, 1758.
Akademie Drukkers.
Aanvullende gegevens:
Adrianus Cuypers, Redevoering over het wezendlijk vermaak der wiskunde, Leiden:
Samuel en Johannes Luchtmans (1758); 32 pp. met opdracht op de eerste twee ongenummerde pagina's
in zijn geheel opgenomen.
A A N
DE HOOGEDELE EN EDELE GROOTACHT-
BAARE HEEREN BEZORGEREN VAN
's LANDS HOOGESCHOOLE
BINNEN LEYDEN,
WILLEM GRAVE VAN BENTINCK,
HEERE VAN RHOON EN PRENDRECHT, ENZ. ENZ.
ENZ.
BESCHREVEN IN DE RIDDERSCHAP VAN HOL-
LAND, VOORZITTENDE IN DE GECOMMIT-
TEERDE RAADEN VAN ZUIDHOLLAND,
HOOGREEMRAAD VAN RHYNLAND,
ENZ. ENZ. ENZ.
MR. PAUL SEBASTIAAN
LE LEU DE WILHELM,
HEERE VAN BESOOYEN, RAAD EN OUDBURGE-
MEESTER DER STAD ROTTERDAM,
ENZ. ENZ.
MR. CORNELIS DE WITT,
HEERE VAN JAARSVELD, RAAD EN REGEEREND
BURGERMEESTER DER STAD DORDRECHT,
ENZ. ENZ.
MITSGADERS AAN HUNNE MEDEBEZORGEREN, DE
EDELE GROOTACHTBAARE HEEREN BURGE-
MEESTEREN DER STAD LEYDEN,
MR. DIRK DE
RAET,
MR. SIMON VAN
GERWEN,
MR. JOHAN VAN DER MARCK,
Æ. Z.
MR. JOHAN FREDERIK
GRONOVIUS.
ALS OOK
AAN
DEN WELEDELEN GESTRENGEN HEERE
MR. JAN VAN ROYEN,
DAVIDSZ.
RAAD EN PENSIONARIS DERZELVE STAD, EN
GEHEIMSCHRYVER DER HOOGEDELE EN
EDELE GROOTACHTBAARE HEEREN, GE-
ZAAMENTLYKE BEZORGEREN DER
HOOGESCHOOLE.
Wordt deeze Redevoering met
de uiterste hoogachtinge en
eerbied toegewyd
DOOR
ADRIANUS CUYPERS.
[pag. 1]
REDEVOERING
OVER HET
WEZENDLYK VERMAAK
W I S K U N D E
UYTGESPROOKEN DOOR
ADRIANUS CUYPERS.
LUISTERRYKE BESTIERDER DEEZER HOOGESCHOOLE.
HOOGEDELE EN EDELE GROOTACHTBAARE HEEREN BEZORGERS
VAN DIT HEILIGDOM DER GELEERDHEID.
EDELE GROOTACHTBAARE HEEREN, SCHOUT, BURGEMEESTERS
EN SCHEPENEN, GEZAAMENTLYKE WETHOUDERS,
NEVENS DERZELVER MINISTERS DE WELEDELE GESTRENGE
HEEREN RAAD EN PENSIONARIS, EN GEHEIMSCHRYVERS
VAN DEEZE WERELDBEROEMDE STADT.
HOOGGELEERDE, WYDVERMAARDE HEEREN HOOGLEERAARS,
IN ALLE WYZE EN GELEERDE WETENSCHAPPEN,
HOOGVERLICHTE, ALOMBEROEMDE MANNEN.
ZEER ACHTBAARE HEER GEHEIMSCHRYVER DER AKADEMISCHE
VIERSCHAAR.
UITLEGGERS EN UITDEELERS DER GODDELYKE VERBORGENHEDEN,
ZEER WELSPREEKENDE, ZEER GODVRUCHTIGE,
VEEL EERWAARDE MANNEN.
WELGELEERDE, ZEER ERVAAREN HEER LECTOR IN DE GRIEKSCHE
TAALE.
[pag. 2]
ZEER GELEERDE HEEREN, MEESTERS EN LEERAARS IN ALLERLEI
GELEERDHEID, VRYE KONSTEN EN WETENSCHAPPEN.
EDELE EN VOORTREFLYKE JONGLINGSCHAP, DIE, VAN
ALOM, ZYT TE SAAMEN GEVLOEID IN DIT BATAAFSCHE
ATHEENE, OM UW LEERGIERIG VERNUFT TE VERRYKEN
MET DE ONUITPUTBAARE SCHATTEN VAN PALLAS HEILIGDOM;
BLYDE HOOPE VAN UW VADERLAND; GROOTE
VERWACHTINGE VAN GODS KERKE; SIERAAD DEEZER
HOOGESCHOOLE; KROONE UWER OUDEREN; LUST
EN VERMAAK UWER HOOGLEERAAREN.
EINDELYK GY BRAAVE BURGERS EN INWOONERS DEEZER
GROOTE EN AANZIENLYKE STADT, GY VREEMDELINGEN
EN ALLEN DIE HIER TEGENWOORDIG ZYT, VAN WAT
RANG OF STAAT GY ZYN MOOGT,
ZEER GEËERDE EN BESCHEIDENE TOEHOORDERS.
Het is de Tyd, die, als eene vlugge
pyl, geschooten uit de hand des Almachtigen,
nooit het doel mist van
zynen alwyzen Raad, in het zeker bepaalen
van al de wisselbeurtige lotgevallen
ons levens, en die uit de
vloejende oogenblikken de rollende uuren, onophoudelyk,
doende voortkoomen, ook dat plechtig uur voor
my heeft gebaard, dat ik myn gering talent niet
langer onder de aarde eener ingetooge kunstbespiegeling
kunnende begraven, nu, oopentlyk, voor het
oog der geleerde Wereld zal moeten vertoonen: het
[pag. 3]
zy dan zo gangbaar of niet gangbaar van munt als het zy.
Deftig, voorzeker, ja zeer aanzienlyk, is de Post,
dien ik aanvaarde, maar te gelyk is hy ook voor my
zeer hachlyk en niet zonder gevaar: als zullende my
doen beproeven of ik hem met lof sta te bekleeden,
dan of ik onder deszelfs drukkend gewigt zal bezwyken.
Groote hoope hebbe ik, tot het eerste, maar geen
minder vreeze voor het laatste, wanneer ik de gunst en
hulpbiedende aanmoediging van Luisterryke en Hooggeleerde
Mannen, aan de eene zyde, met myne allenthalve
geringheid, aan den anderen kant, naauwkeurig
vergelyke. Was het dan weleer de ernstige
betuiging van mynen beroemden Voorganger, dat hy
niet zonder groote gemoedsberoeringe deeze plaats
beklommen hadt; vry sterker zyn de redenen, die my
als dringen en dwingen tot die zelve ontsteltenis van
geest; maar ik zalze, als genoeg bekende, en voor
deeze plaats veels te geringe zaaken, niet ophaalen,
om die tans zeer ontydige gemoedsdrift niet meer te
ontsteeken, en om des te spoediger te koomen tot myne
voorgenoomen stoffe.
Wel is waar, dat ik, wegens de groote verdiensten,
en het genot der geleerde vriendschap, van den Heere
WILLEM LABORDUS, echter Amptshalven verplicht
was om, vooraf, zynen onsterflyken lof uit te galmen;
maar wie is 'er, mag ik billyk vraagen, hier tegenwoordig,
[pag. 4]
die, met my, kennis draagende van alles,
waarmede hy zig zelven als overtroffen heeft,
ook, met my, niet zal overtuigd zyn, dat ik aan dien
schuldigen plicht best kan voldoen met eerbiedig zwygen?
terwyl ik, als opgetoogen over den rykdom van
zyn wiskundig vernuft! en als verrukt, door 't heerlyk
gezichte van zyne voortreffelyke gaven! reden hebbe
tot wanhoop, om hem, met gelyke begaafdheden,
op te volgen, en daarom is het, dat ik, met eenen
ernsthaftigen nayver, uitroepe, ô groote en nu zalige
Man! laat een gedeelte van uwen geest op my
rusten, laat my den mantel van uwe geleerdheid en
onvermoeide naarstigheid achterna; op dat ik, met
een moedgrypend vertrouwen op de hulpe des Almachtigen,
en gesterkt door de groote en zonderlinge
gunst, waarmede de Hoogédele en Edele
Groot-Achtbaare Heeren gezaamentlyke Bezorgers deezer
Hoogeschool, my waardig en bekwaam hebben
gekeurd U ten opvolger gegeven te worden, een gelukkig
en genoegenverwekkend begin maaken mag van
mynen oopenbaaren dienst, met den aanvang myner
Intrêrede: het zy dan zo wel of kwaalyk naar de
Konstregels der welspreekendheid, als van myne ten eenemaal
ongeöefende letterkennis, met reden, kan gevergd
worden.
Maar, welke stoffe zal ik deeze groote Vergadering
[pag. 5]
van Luisterryke en Hooggeleerde Mannen best voordraagen?
waarlyk hieromtrent valt voor my weinig
keurs, wanneer men zig herinnert, dat, behalven mynen
grooten Voorganger, de Heeren MARTENS, en VAN
DER WAL, zig reeds zo omstandig hebben uitgebreid
over het nut der Wiskunde, dat 'er, op dien vruchtbaaren
akker, weinig meer voor my is overgelaaten, dan
eene geringe naleezinge van hunnen opgezaamelden
oogst. Tot eene Redevoeringe over de opkomst,
voortgang en lotgevallen der Wiskundige wetenschappen,
wordt meer taal- en oudheidkunde vereischt,
dan ik gaarne bekennen wil te bezitten.
De wanden der Akademische gehoorzaale weergalmen
noch van den hoogdraavenden toon, waar mede een
der Hoogleeraaren van dit Bataafsche Atheene, het echte
beeld en kenmerk van eenen volmaakten Rechtsgeleerden,
met alle deszelfs levende graveerselen, zo krachtig
en sierlyk heeft uitgedrukt, dat ik het penseel myner
tonge veels te schraal van kunste achte, tot het maalen
eener spreekende schilderye van eenen volmaakten
Wiskonstenaar; wel verzekerd zynde, dat myn
zeer gebrekkig tafereel veels te lelyk zou afsteeken by
dat Latynsche Proefstuk van welspreekende geleerdheid;
keurende my veels te laag van geest, om zo
Hooggeleerd eenen Man te durven nabootsen.
Om dan een ander niet onwettig van het zyne te berooven
[pag. 6]
noch my tot zaaken te bepaalen, waartoe ik
veels te onbeschaafd van geleerdheid ben, zoo zal het
voor myne geringheid genoeg zyn, deeze talryke Vergadering,
slechts eene zeer eenvoudige schetse voor te
stellen, van het wezentlyk vermaak, dat 'er uit de grondige
kennisse en waare betrachtinge der Wiskundige wetenschappen
te trekken zy: waaruit dan, van zelfs, zal
voortvloejen, datze ook als zodanig ten hoogsten waardig
zyn om, in onze Landspraake, oopenbaar geleezen, en
van alle edele vernuften geoeffend en bemind te worden.
Maar, eer ik, met een zedig en eerbiedig vertrouwen
van genoegen te zullen geven, hier van spreeken
zal, zo verzoek ik, geëerde Toehoorders, uw bescheiden
en moedgevend gehoor gunstig te moogen genieten;
zullende my het zelve zoeken waardig te maaken,
daar ik de scheeringe met den inslag myner Redevoeringe
uit te saamen hebbe geweven.
Al wie met aandacht let op de natuur van het wezendlyk
vermaak, zal dra bemerken, dat het voor een
redelyk schepsel onmooglyk duurzaam en van een vol
genoegen kan zyn, dan wanneer het op redelyke gronden
steune, en zig omtrent zaaken bezig houde, welke
van dien heilzaamen aard zyn, die machtig zyn haare natuurlyke
vermoogens te verbeteren; haaren gelukstaat te helpen
[pag. 7]
bevorderen, en die tot een algemeen heil kunnen
strekken van den Burgerstaat, waartoe wy behooren,
en tot wiens nut wy verplicht zyn te leven.
Het is ontwyffelbaar, dat de heerlyk geschapen
eigenschappen van onze geestlyke zelfstandigheid zeer
ontluisterd zyn, door den val van onzen eersten Stamvader;
te wonder zoet is dienvolgens het vermaal, dat
genooten wordt, als men zig tot zaaken bepaalt, die
ons verstand, onfeilbaar, kunnen ontheffen van de
dikke nevelen der onkunde, daar het van natuure mê
bezwalkt is, die ons oordeel zodanig ophelderen en
scherpen, dat het, door eene vaardige vatbaarheid
van begrip, de allerdiepzinnigste waarheden kan
doorgronden, die onzen wil, met eene aangenaame
kalmte van geest, eenen afkeer indrukken van alle oploopende
twistgierigheid, en tot eene verstandige
deugdbetrachtinge, met zagte en lieflyke eerspooren,
edelmoedig aanprikkelen.
Wat dunkt U, zeer gewenschte Toehoorders, zyn
'er, tot voorwerpen van ons wezendlyk vermaak, wel
bekwaamer zaaken mooglyk dan die, welke de gebrekkige
eigenschappen van onzen geest dus merklyk kunnen
verbeteren? kan 'er wel een grooter gelukstaat bedacht
worden dan die, welke men, door middel van
deeze verbeterde zielsvermoogens, verkrygt en bezit?
leeren ons de Godgeleerdheid en Zedekunde beiden
[pag. 8]
niet, op het allerduidelykst, dat de hoogste gelukzaligheid
van den Mensch in de volmaakte welgesteldheid
van deszelfs wezendlyke zielsvermoogens bestaat?
en volgt hieruit niet wettig, dat zaaken, die zo veel
hieraan toebrengen, ook als den grondslag moogen
aangemerkt worden van die hoogste gelukzaligheid?
zodat men naar geenen hoogeren gelukstaat kan verlangen,
die in aard of wezen, maar die alleen in trappen
van volmaaktheid, van deezen grondslag verschilt, en
die ons volkoomen in staat stelt, om 'er alles op te bouwen,
wat tot heil kan strekken van onzen evenmensch;
terwyl zaaken, die van zulk een edel vermoogen en heilzaame
uitwerkinge zyn, op het wezen en de eigenschappen
onzer ziele, haare rustlooze begeertens, naar de
kennisse van eeuwige waarheden, onmooglyk bedroogen
kunnen doen uitkoomen.
Dat nu de Wiskundige wetenschappen, by uitstek,
als zaaken van die voortreffelyke hoedanigheid te schatten
zyn, zal niemand, denke ik, in twyffel trekken,
die ooit eenig gevoel heeft gehad van die voortreflyke
hoedanigheid; maar hy zal my, integendeel, gaarne
willen toestaan, dat zy, als zodanig, den voorrang
hebben boven veele andere wetenschappen; en dus ten
vollen machtig zyn, om de zielen haarer liefhebberen,
met het wezendlykste vermaak te streelen, dat
in een redelyk onderwerp vallen kan; en om het
[pag. 9]
gantsche Menschdom te koesteren met ontelbaare aangenaame
voordeelen: want, ik bidde U Toehoorders,
laat ons, om de kortheid des tyds, de voornaamste
der zelve maar eens met order doorloopen, en gy zult
van myne gezegdens volkoomen overtuigd zyn.
Wat de Wiskunde, op zig zelve aangemerkt, eigentlyk
is, blykt, in onze Nederduitsche Taale, uit haare
bloote benaaminge; te weten, eene kundigheid van
zaaken, of derzelver eigenschappen, die uit wisse gronden,
door wisse besluiten getrokken zynde, ook ontwyffelbaar
wis en zeker zyn.
De Wiskundige weetenschappen verdeelen zig in
zuivere en gemengde; wy zullen van de zuivere beginnen,
en wel, als de eerste in rang, van de Rekenkunde;
eene wetenschap die waarlyk een groot vermoogen
heeft om ons verstand en oordeel bekwaam te maaken
tot eene behendige vaardigheid van begrip, en die van
het hoogste belang is voor de menschelyke saamenlevinge:
want zonder haaren geestryken invloed was de
financierekening, met alles wat 'er betrekkinge toe
heeft, volstrekt ziel- en levenloos; zonder haare hulpe
zou de koophandel- wissel- en assurancierekening,
met alle de ingewikkelde en duistere gevallen, die 'er toe
behooren, in de uiterste verwarringe raaken, en telkens,
door onoploslyke zwaarigheden, belemmerd
worden; ja, wy zouden in alle voorvallende zaaken
[pag. 10]
die van te weinig belang zyn, om 'er hier ter plaatse
eene tydverspillende optellinge van te doen, zonder de
kennisse der Rekenkunde, droevig verlegen staan.
Groot is derhalven het vermaak, dat een
rekenkonstenaar genier, wanneer hy, door haare onfeilbaare
regelen, de allerneteligste twistgedingen over zaaken,
daar de Rekenkunde in te pas komt, kan helpen
beslissen; om volgens de strengste rechtvaardigheid,
elk aan 't zyne te doen koomnen. Wat baardt het immers
een aangenaam genoegen, als men, op dien wetsteen
des vernufts, het verstand zo snedig heeft gemaakt,
dat men in de kansrekening dingen kan bepaalen, die
enkel van het blinde geval schynen aftehangen, en
vraagstukken kan oplossen, die, als verborgene raadselen,
boven het bereik van ons denkend vermoogen
zouden gaan, indien men, door hulpe der logarithmen,
dezelve niet, op eene zeer vaardige wyze, wist
te achterhaalen.
Wat is de Meetkunde verheven van geest! om ons,
door middel van haare strenge en zuivere leerwyze,
schrander en regelmaatig te leeren denken; ter bespiegelinge
van zaaken, die als het onderwerp van haare
redenkonstige betoogingen, byne eenen algemeenen
glans en luister geven aan de wetenschappen, konsten
en handwerken, die daaglyks, tot ons nuttig vermaak,
worden geöeffend: want zy is waarlyk die vast
[pag. 11]
gewortelde boom der kennisse, wiens vruchten niet doodelyk,
maar zeer gezond en aangenaam zyn voor het
menschelyk verstand, onder wiens groene en lommerryke
bladeren allerlei soort van geleerdheid zig
verlustigt, en wiens levenwekkende takken zig uitstrekken
over de geheele Wiskunde; terwyl zyn hooge
stam zig tot in de wolken verbergt, en met deszelfs
trotsen schedel tot aan de starren stoot; met één woord,
het is de verheven Meetkunde, die, door haare zeer
naauwkeurige passer en meetroede, zo wel de hoogste
hemelen als de laage aarde meet, met alles wat 'er
tot dienst van 't Menschdom, op te passen en te meeten
valt.
Geen wonder dan, dat zy, by de oostersche wysgeeren,
zo hoog geschat, ja als eene Goddelyke wetenschap
is aangemerkt: gelyk Plato tot haaren lof
zeide, God meet altyd; en boven de deure zyner
Gehoorzaale schreef: niemand in de Meetkunde onervaaren
tree hier binnen; en hierom was het ook,
dat men, den Goden ter eere, eene offerhande van
honderd stieren deedt, toen Pythagoras de bekende
eigenschap van den rechthoekigen driehoek hadde
uitgevonden; geen wonder, dat groote mannen,
die, in laatere eeuwen, over de verbetering des verstands
hebben geschreven, haar aanmerken als den eersten
en besten grondslag, waarop, in de voorbereidende
[pag. 12]
geleerdheid, alle waare wysheid moet gebouwd
worden; geen wonder eindelyk, dat zy haare welgëoeffende
betrachters, doorgaans, boven andere stervelingen
doet uitmunten in rykdom van vernuft; tot het ontdekken
van waarheden, die, om haar voortreflyke nuttigheid
den geest der meetkonstenaaren, met eene sterke
liefdedrift, de kennisse van waarheid en deugd doen
omhelzen; en, wegens de eere der ontdekkinge, met
eene verrukkende blydschap vervullen. Van welk een
aangenaam en dienstig gebruik de platte en klootsche
Driehoeksmeetinge is, weeten de starreloop- zeevaard-
en landmeetkundigen in vollen nadruk; en wie is 'er,
die, zonder verbaazinge over de grootheid van 't menschelyk
verstand, haare uitgevonden konstregelen kan
nagaan? maar laat ons met vry meer verbaastheid zyn
aangedaan over de hoogverlichte Stelkunde! dat edel
toppunt der menschelyke wetenschappen! die kunstryke
sleutel der waare wysheid, ter ontsluitinge van de
allermoeilykste slooten der Natuur- en Wiskunde, om
langs korte wegen, en door zeer eenvoudige kundigheden,
tot haare binnenste heiligdommen in te dringen,
ter ontdekkinge van natuur- en konstgeheimen,
daar men, door meetkundige bewyzen, of geheel
voor zou stilstaan, of niet dan, door eenen oneindigen
omweg van besluiten, toe geraaken zou.
Wat geeft zy ons niet al schrandere kunstgreepen
[pag. 13]
aan de hand, om de eigenschappen der kegelsneden
en andere kromme lynen na te spooren, en door middel
van oneindige ryen de logarithmen, tot zo veele
getalmerken, als men wil, zeer gemaklyk en naaukeurig
te bepaalen; inzonderheid wanneer men de Fluxierekening
hier toe gebruikt: als zynde eene wetenschap, die
de gemeene Stelkonst zo verre overtreft, als deeze de Rekenkunde
te boven gaat, en om de eere van welkers uitvindige
twee beroemde Volkeren zeer hevig hebben
getwist; terwyl zy, wel verre van tot eenen twistappel
te strekken, als die, om welken het vermaarde Trojen
is verwoest, integendeel aan de Natuur- en Wiskunde
haaren luisterryksten opbouw bevorderd heeft;
en dus, met recht, voor eene wetenschap te houden
is, die het vernuft van haaren uitvinder als boven zig
zelf verheft, en het gewigt van haare waardigheid
als overweegt; doordien zy ons eindig verstand stoutmoedig
durft voorlichten, om zelfs den afgrond van
het oneindige in te zien; ter bepaalinge, in veele natuur-
en wiskundige zaaken, van het grootste en van
het kleinste; eene kundigheid, voorwaar, die onmooglyk
kan nalaaten, om ons weetgierig vernuft tot
eene onuitputbaare bron van vermaak te strekken.
Maar de tyd roept my, om over te gaan tot de gemengde
wetenschappen der Wiskunde, onder welke
de Weeg- en Werktuigkonst geene geringe plaats verdient;
[pag. 14]
als zynde van een groot vermoogen, om haare
echte kenners bekwaam te maaken tot zeer noodzaaklyke
leden van den burgerstaat; wanneer zy hen
verrykt met den geest der uitvindinge van werktuigen,
daar men ongelooflyke dingen door verrichten kan:
gelyk Archimedes, met de bespiegelinge van den hefboom
bezig zynde, dus in verrukkinge uitriep! geef
my een vast punt buiten de Aarde, en ik zal dezelve
uit haare plaatse ligten; of die tot de spaaringe
strekken van groote kosten, door het aanvoegen van
onbezielde, in plaats van bezielde krachten; het zy,
dat men de werkinge van water of wind, vuur of
lucht, hier toe gebruike; of dat men, door hulpe
van veeren, slingers of gewigten, haare beweeginge
veroorzaake; het geen deeze werktuigen tot ontelbaare
diensten bekwaam maakt; waardoor zy, alsdan,
met zulk eene algemeene toejuichinge worden vereerd,
die, voor den geest der uitvinderen, met een
alles overteffend vermaak, zeer natuurlyk, moet gepaard
gaan.
Van geen geringer vermaak is de schrandere
Waterwigt- en Waterloopkunde voor eenen rechtschaapen
Nederlander, die, in dezelve wel ervaaren zynde,
ons Vaderland kan te hulpe koomen met raadgevende
middelen, om dyken wel aan te leggen, en dykbreuken
te stoppen, om de verzandingen der rivieren
[pag. 15]
weg te neemen, en om, ter bekwaame afleidinge
van het water, kunstig en omzigtig te waterpassen,
ten einde om, door alle deeze hulpmiddelen, het
woeste watergeweld te stuiten, dat onze vruchtbaare en
grasryke landsdouwen, zo meenigmaal tot eene baare
zee heeft gesteld; terwyl deszelfs alles vernielende
overstroomingen het gevaar somtyds groot genoeg
doen zyn, om te vreezen en te duchten, dat het gezegend
Land onzer inwooninge, als uit de zee en de
rivieren gewoekerd, en door den handel ter zee en
op de rivieren, groot en ryk gemaakt zynde, ook
door de zee en de rivieren wederom verzwolgen
worden.
Werpen wy ons oog op de Waterpers- en
Fonteinkunde, zo is 'er geen aangenaamer wetenschap, om
de lusthoven der Grooten te verkwikken met lieflyk
ruischende watervallen en frissche watersprongen,
die, uit allerlei vorm van pypen, door de opvallende
zonnestraalen heen springende, ons de allerschoonste
kleuren van den regenboog vertoonen.
Vestigen wy onzen aandacht op de Gezichtkonst, zo
moeten wy verbaast staan over de nette en kunstige
gesteldheid van het oog, met betrekkinge tot de wetten
der lichtstraalen, die 'er op werken, om ons de
voorwerpen te doen zien; maar vermits het natuurlyk
oog bedrigen kan, zo is het de Gezichtkunde, die
[pag. 16]
ons, door de oogen des verstands, ter juiste bepaalinge
van de waare groote, gedaante, en afstand
der voorwerpen, eerst recht oordeelkundig leert
zien; en, behalven eene meenigte andere verschynselen
der Natuure, den grooten Newton dat edel
leerstuk der kleuren heeft ontdekt. Een natuurgeheim,
dat hy, zekerlyk, niet zonder het innigste
gevoel van vermaak, door veele schrandere proeven
en wiskundige besluiten uit haaren binnensten boezem
gelokt, en aan de geleerde Wereld meede gedeeld
heeft.
Al wie de Gezichtkunde wel verstaat, kan ook een
zonderling genoegen scheppen uit de Spiegelkunde,
die ons, door de vlakke spiegels, niet slechts tot een
algemeen nuttig vermaak strekt; maar door ontelbaare
vertooningen van holle en bolle spiegels, den
geest door de oogen verlustigt: vooral wanneer de
Doorzichtkunde, of de kennis van hol- en bolgesleepen
glaazen, haar zusterlyk de hand leent, tot
het saamenstellen van konsttuigen, die, in een klein
begrip, van eene verbaazende uitwerkinge zyn, om
ons eene nieuwe wereld van wonderen, in 't groot,
aan den hemel, en, in 't klein, op de aarde, te
vertoonen; terwyl zy ons, nevens de konstige uitvindinge
der gemeene brillen, van verwonderinge als
verrukken! over de aangenaame nuttigheid dezer drieledige
[pag. 17]
Wetenschap: want wat is 'er aangenaamer, dan
reden te kunnen geven van de werkinge en wetten, volgens
welken het alles vervrolykend licht, ons de heerlykheid
van al het geschaapene leert zien, en van al
de verschynselen der Natuure, die wy, door middel
van terugstuitende of gebroken lichtstraalen, beschouwen.
Met stilzwygen moet ik de Wis- en
Gezichtkundige Tekenkonst, die de konsttafereelen der schilders zo veel
natuurlyken luister geeft, voorby gaan, om tyd te
winnen voor de Sterre- of Hemelloopkunde, die Goddelyke
wetenschap! waardoor wy als opgetoogen staan,
over het edel en heerlyk vermaak waarmeede zy haare
lievelingen troetelt! wanneer zy hen de onbepaalde
uitgestrektheid der hemelsche ruimte, de verbaazende
grootheid der hemelsche lichaamen, de verschillende
afstanden, die zy van elkander en van de zon
hebben, hunne omloopstyden, spilomwentelingen,
wisselbaare schyngestaltens, en wonderlyke zwymvallen,
of taaningen, schier met eene wiskundige zekerheid,
leert kennen; of wanneer zy hen, door het
gebruik der hemelkykers, als tot haare hemelsche
binnekameren inleidt; ter beschouwinge van wonderen,
die, voor de uitvindinge deezer konsttuigen, als
Goddelyke verborgenheden den stervelingen geheel
onbekend zyn geweest; en in welker waare gesteldheid
en eigenschap ontdekkende bespiegelinge eene
[pag. 18]
kloekheid van geest uitblinkt, die, voor den mensch,
als boven natuurlyk schynt: want wie moet niet verbaast
staan over het kloek vernuft der ontdekkers van
Saturnus wonderbaaren ring? van de wachters, die
hem, en Jupiter omringen? en van de zonnevlekken,
uit welkers geregelde beweeginge over de schyf der
zonne, haare spilomwentelinge, met alle zekerheid,
wordt afgeleid? ik zwyge van de schrandere ontdekkinge
der maanbergen en andere ontdekte verborgenheden
der Hemelloopkunde, uit dit alles besluitende,
dat 'er geene wetenschap van zo veel gezag
is, als zy, om ons te overtuigen van het eeuwig
en onveranderlyk aanwezen, en van de oneindige
deugden en volmaaktheden der Goddelyke Majesteit:
want zy is het, die ons, door de ontzachlyke
grootheid van 't heelal, door deszelfs welgeschikte order
en wyze natuurwetten, en door de goede eindens,
waartoe alles schynt te saamen te loopen, van
verwonderinge doet wegzinken in den afgrond van
Gods almacht, wysheid en goedheid! met een vermaak,
dat waarlyk niet wezendlyker, niet duurzaamer,
en van geen voller genoegen zyn kan, omdat het
in God eindigt als ons hoogste goed en in zyn algenoegzaam
Wezen voor eeuwig kan berusten.
Laat ons nu, uit den hoogen hemel neerdaalende,
ook, met een enkel woord, de Aardklootkunde aanroeren:
[pag. 19]
want zonder haare hulpe is men geheel versteeken van
het rechte vermaak, dat 'er uit de kennisse der globen,
en uit het nuttig gebruik der land- en zeekaarten
te scheppen is, en gants onkundig van veele wetenswaardige
zaaken, die de Natuurkunde betreffen; maar
ik zie, dat my de Zeevaardkonst al van verre toeknikt
tot het ophaalen van haaren welverdienden lof; als
zynde de voordeeligste der wiskundige wetenschappen
voor alle handeldryvende natiën; ja die wetenschap,
welke, naast God en de dapperheid onzer voorvaderen,
de oorzaak is van onze diergekochte vryheid,
van het vermoogen der zee, waardoor wy weleer zo
ontzachlyk zyn geweest voor onze nabuuren, en van
alle de schatten der Natuure, die ons, van den op- en
ondergang der zonne, zyn in den schoot geworpen,
door onze van ouds beroemde scheepvaart.
Is de Zeevaartkonst zo profytlyk, zy is, voor 's Lands
wakkere Palinuuren, niet min vermaaklyk; wanneer
zy hen, in tyden en plaatsen van gevaar, dikwerf
het middel doet zyn in de hand der Voorzienigheid,
om, als kristen Mentors, duizende zielen uit de grynzende
kaaken van den dood, en geheele koopvaardy-
of oorlogsvlooten uit den gaapenden afgrond er zee
te rukken, en langs bank en blinde klip, door storm
en noodweer heene, gelukkig, in behoude havens te
doen stevenen. Maar, wat zou de Zeevaartkonst ons
[pag. 20]
baaten, indien haar de Scheepsbouw niet voorzag van
dryvende zeekasteelen, die, om handel te voeren, of
ten oorloge toegerust, ons de rykdommen van oost
en west toebrengen, of onze tegenwoordige zeemacht
op alle wateren doen gelden? zeer aangenaam is het
dan voor eenen wiskundigen, en in de bespiegelende
kennisse van den scheepsbouw ervaaren Nederlander,
als hy zyn Vaderland kan dienst doen, met het opgeven
van regelen, tot het maaken van scheepen, die op de
voordeeligste wyze kunnen zeebouwen. Van welk
een nuttig vermaak de Tydrekenkunde is in de burgerlyke
zaaken, in de natuurlyke historie en in de kerklyke
en wereldlyke geschiedenissen, ga ik, om tyd te
spaaren, met stilzwygen voorby; als meede het vleijend
genoegen en tydwyzend nut, dat de Zonnewyzerkunde
baart; wanneer zy, door haare welgemaakte zonnewyzers,
op het allernaaukeurigste de intreede der zonne
in de middaglyn bepaalt, om 'er de uurwerken
naar te stellen, en 'er hunnen onregelmaatigen loop
door te verbeteren.
Echter is de Burgerlyke Bouwkonst van te veel
belang om geheel ongerept te laaten: want zy is het immers,
die, by uitneemenheid, het nutte met het
aangenaame sierlyk saamenvoegende, het voornaamste
gemak en vermaak van ons leven helpt bevorderen;
wanneer zy ons niet alleen, tegen de ongemakken en
[pag. 21]
gevaaren der buitenlucht, veilige schuilplaatsen, maar
zelfs aangenaame wooningen, ja geheele steden, ter
gezellige saamenlevinge, bezorgt. Weg dan, met de
gedroomde lier van Amphion; terwyl zy het alleen is,
die het vermaarde Theben heeft gesticht; die, als de
waare uitvindster der vyf beroemde bouworders, behalven
de trotse naalden en gedenkzuilen der beeldspraakkonstige
Egiptenaaren, al de bouwkonstige wonderen
der wyze Grieken, en dappere Romeinen heeft
opgerecht; die, nog daaglyks, de voornaamste ryks-
en koopsteden ter Wereld, met heerlyke kerken,
vorstelyke paleizen, en prachtige raadhuizen versiert;
het Stadhuis van Amsterdam, zo verrukkend en groots
van bouworder! zo ryk en prachtig van sieraad! uit
deszelfs grondvesten heeft doen opryzen, dat men
waarlyk, moet in twyffel staan, wie onze hoogste verwonderinge
toekomt, of de grootsheid van 't gebouw,
of de schranderheid van deszelfs Bouwmeesteresse:
want die straalt 'er zo krachtig in door, dat men wel
zeggen mag, ô wyze en edele Bouwkonst! die, zonder
hulpe der Wiskunde, dit agtste wonder niet hebt
voortgebracht; geniet dan, met dit proefstuk van uw
bouwkunstig vernuft, eeuwig onze verwonderinge,
nevens het vermaak, dat gy het alleen zyt geweest,
[pag. 22]
die, in uwen verheven geest, zo prachtig een gebouw
hebt kunnen ontwerpen.
Edoch het is niet genoeg, dat wy in alle vier de
jaargetyden, tegens de ongenade der lucht, en tot berginge
van onze tydelyke have, eene aangenaame beschuttinge
hebben in prachtig gebouwde steden; ten zy ons
de Vestingbouwkonst, in tyden van alles vernielenden
oorlog, tegen de woede onzer vyanden bescherme:
want schoon de Krygskunde tans zo groot is, dat de
allersterkste plaatsen voor haar geweld moeten bukken,
als zy maar van boven oopen zyn; zo is het evenwel
zeker, dat wy, in versterkte steden, niet zo aanstonds
blootstaan voor den moedwil onzer bespringeren,
maar somtyds, door eenen dapperen tegenstand, hun
geweld zo lang kunnen verduuren, tot 'er, van elders,
een gelukkig ontzet koome: gelyk bekend is
ten aanzien van deeze vermaarde Stadt.
Daarenboven strekken de vestingwerken onzen Staat
ten minsten tot eenen voormuur, waarop de vyand,
niet zonder groot verlies van geld en volk, de krachten
van zynen eersten aanval verspilt, en belet wordt,
om, zonder slag of stoot, tot in 't hart van ons Vaderland
in te dringen. Wat is de Vestingbouwkonst derhalven
niet eene zeer noodzaaklyke wetenschap, en
wat legt 'er niet een wezendlyk vermaak in opgeslooten
voor mannen, die, in dezelve welgeöeffend zynde,
[pag. 23]
door hun verstand of dapperheid, of door beiden
te gelyk, meenigmaal wonderen verrichten, tot
behoud van ons leven en van al wat ons dierbaar is.
Is het insgelyks niet vermaaklyk, wanneer men in de
Vuurwerkkonst, omtrent het werpen van kogels of bommen,
de kromme lynen, welke deeze vuurige klooten
in de lucht beschryven, de plaats van hunnen val,
en de kracht van hunnen slag of stoot wiskundig kan
bepaalen, en, op plechtige tyden van gejuich, met
allerlei konstige en vermaaklyke vuurwerken, de oogen
der menschen weet te verlustigen
Brengt ons de Burgerlyke Bouwkonst nu zo veel gemak,
tot nut van ons leven en gezondheid, toe, zo
veel beveiliging voor onze aardsche goederen; worden
wy door de Vestingbouwkonst beschermd in dezelver
geruste en vreedzaame bezittinge; geen wonder
dan, dat wy, om des te aangenaamer genot van dit
alles te hebben, in de Muzykkunde ons vermaaklyk tydverdryf
zoeken; dat die ons, door haar lieflyke saamenklanken,
vallen en toonen, en alle de betoverende
kunstgreepen van haar streelend maatgeluid, de ziel
door de ooren weet te vangen; wanneer wy, ter uitspanninge
van wigtiger bezigheden, onzen afgematten
geest door dezelve verkwikken: het zy dat men kennis
hebbe om zelf speeltuigen te hanteeren, of dat men
in den oopenbaaren Godsdienst zyne stemme onder
[pag. 24]
het konstig geluid der orgelpypen menge, om den lof
des Allerhoogsten te zingen; gelyk, trouwens, de
zang- en speelkonst het voornaamste gedeelte van den
tempeldienst der aaloude Jooden was, en nog, welbestierd
en toegepast zynde, geen gering deel van onzen
kristen Godsdienst uitmaakt, ja als het eeuwig vermaak
der hemellingen, in de heilige bladeren, wordt voorgesteld;
zodat men van het zielsverrukkend vermaak
deezer konste geen krachtiger bewys noodig heeft, dan
haare bloote benaaminge en veelvuldig gebruik; terwyl
zy, door haare zintuiglyke bekoorlykheid, de
jeugd van zelfs genoeg verlokt, om, als de vermaaklykste
der wiskundige wetenschappen, het meest geöeffend
te worden; waarom ik haar ook, tot een goed
slot, hebbe bewaard, van die deelen der Wiskunde,
welker vermaakbaarende kracht ik slechts ter loops
hebbe voorgesteld, en waarvan zy de waarheid, als
met haar zegel en handtekeninge helpt bevestigen.
Ziet daar, geëerde Toehoorders, de eenvoudige
schets van het wezendlyk vermaak, dat 'er uit de kennisse
en oeffeninge der wiskundige wetenschappen te
trekken zy, is het niet met alle mooglyke beknoptheid,
het is ten minsten zo beknopt, als in myn vermoogen
was, uwen hoogen aandacht voorgesteld.
Wel te regt noem ik dezelve eenvoudig; als hebbende
geene wiskundige zaaklykheid in zig.
[pag. 25]
Byaldien ik een man van letteren en beproefde
geleerdheid was, zo zou my die eenvoudigheid noch wel
passen, noch wel afgenoomen kunnen worden; maar,
nu gants het tegendeel in my plaats heeft, zo vertrouwe
ik, dat myne natuurlyke eenvoudigheid des te aangenaamer
zal zyn geweest, dan wanneer ik, met eene
opgezwollen verwaandheid van hoogdraavender styl en
zaaken, my had durven verstouten, om het keurig gehoor
te vermoeijen, van zo veele Luisterryke en Hooggeleerde
Mannen, als hier tegenwoordig zyn: want die
zullen my wel gunstig willen toestaan, dat het, voor eenen
man van die zonderlinge staatsveranderinge en gesteldheid,
als ik ben, zonder gevaar, van met de kiel
zyner redevoering élendig schipbreuke te lyden, al
vry wat zou inhebben om, in dat bepaald bestek, met
zulk eene welspreekendheid, en in die welgeschikte order,
als hier ter plaatse vereischt wordt, eene zaaklyker
redevoeringe te doen, en datwel over zaaken, die zo
hoog van geest, als die der Wiskunde zyn, al was het
schoon dat hy in die zaaken, op zig zelven aangemerkt,
zig wel geöeffend hadt. Ik verwachte, overzulks, in de
plaats van lof, anders niet dan eene bescheidene en
toegevende verschooninge, zelfs van die gebreken,
met welke ik dit eenvoudige hebbe uitgesprooken;
terwyl het my, schoon aan kracht van welzeggen, echter
aan geenen yver heeft ontbrooken, om U te overtuigen
[pag. 26]
van het stuk, dat my te betoogen stondt; en uit
welke betooginge ik, als een wettig gevolg, zou kunnen
trekken de noodzaaklykheid van het Ampt, dat my
is aanbetrouwd; maar die noodzaaklykheid is, door
mynen geweezen voorganger, zoo klaar voorgesteld,
dat men, om 'er volkoomen van overtuigd te zyn,
geen krachtiger bewys behoeft dan 'er zyne deftige
Intrêreden, die bekend en in elks handen is, ons van
opgeeft, zodat ik, voor U en voor my, aandachtige
Toehoorders, hier het aangenaamste woord van myne
geheele redevoeringe zou kunnen uitspreeken; ten
waare de plechtigheid van deezen dagh my niet verplichte,
om myne aanspraak tot byzondere persoonen
te richten; en datwel op zulk eene byzondere wyze,
als men den aard der intrêrede, en met den plicht
van den spreeker overeen komt.
Het is dan, in de eerste plaats, tot U, dat ik myne
aanspraak wende, Hoogédele en Edele Grootachtbaare
Heeren Bezorgers deezer alomberoemde Hoogeschoole,
mitsgaders tot U, Edele Grootachtbaare Heeren
Burgemeesters deezer groote en vermaarde Stadt; met
de allereerbiedigste dankbetuiginge, dat het uwe
Hoogédel- en Edele Grootachtbaarheden zo ongemeen
gunstig behaagd heeft, my aan te stellen in de plaats
van eenen man, die my, in geleerdheid en gaaven, oneindig
overtroffen heeft, en te vereeren met een
[pag. 27]
Ampt, dat door hem, en andere beroemde mannen,
zo luisterryk is bekleed geworden, en dat my doet
staroogen op alles, wat 'er in my wordt vereischt, om
het naar behooren waar te neemen. Ik ben veels te kleingevoelend
van geest, om te durven voorgeeven, dat 'er
in my eenige schaduwe van gelykheid met die beroemde
voorgangers plaats heeft; het zou derhalven
dwaasheid zyn, wanneer ik, met groote beloften,
die kleingevoelendheid als verkrachte; echter durve ik
vrymoedig belooven, dat ik niets onbezocht zal laaten,
geen' arbied noch moeite zal ontzien, geen vlyd
noch yver zal spaaren, om, ten minsten van verre,
hunne heerlyke voetstappen te volgen, om, door gestadig
blokken, te vergoeden, dat ik in verstand en geleerdheid
by hen te kort schiete; en eindelyk om, dus
doende, met eene altoosduurende dankërkentnisse, zo
veel in my is, te beäntwoorden aan de goede verwachtinge,
die uwe Hoogédele- en Edele Grootachtbaarheden,
zo ongemeen gunstig, van my hebben opgevat.
Ondertusschen is het myn hartgrondige wensch,
Hoogédele- en Edele Grootachtbaare Heeren, dat wy
ons, in het licht van uwe hoogwyze regeeringe, nog
lange moogen verheugen; dat gy, als zeer gewenschte
mannen van staat, als getrouwe schutsheeren van Godsdienst
en Vryheid, in die regeeringe, altoos de liefde
en het vermaak van Land en Kerke moogt zyn; dat,
[pag. 28]
in deeze oorlogzuchtige daagen, door uw schrander
en voorzichtig staatsbeleid, de dierbaare Vreede ons
standvastig byblyve; dat alle goede konsten en wetenschappen,
onder uwe altydwaakzaame zorge voor de
eere en luister deezer Hoogeschoole, meer en meer,
in dezelve, moogen groeijen en bloeijen; opdat zy haaren
aalouden roem nooit verlieze; maar, tot aan de
voleindinge der eeuwen, hier gevestigd blyvende, een
geduurig Tempe der geleerdheid mag zyn, voor alle
wysheidzoekende volkeren; en laastlyk dat uwe Hoogédel-
en Edele Grootachtbaarheden, met al wat U dierbaar
is, hier beneden lang gelukkig en gezond, en namaals
hierboven, als zulke schilden der aarde die Godes
zyn, eeuwig volzalig moogt leven.
Nu wende ik myne aanspraak tot U, hooggeleerde en
wydvermaarde Heeren Hoogleeraars van deezen verheven
Zetel der wetenschappen, gewyde priesters en orakelstemmen
der kloekzinnige Pallas, hoogverlichte
vraagbaaken der Akademische Jonglingschap, en schitterende
noordsterren voor alle geleerdheidzoekende
verstanden! het zy niet kwaad in uwe oogen, dat ik uw
keurig en op hemelval van latynsche welspreekenheid
verliefd gehoor, met myne ruuwe neerduitsche tonge,
beschaadige. Gy weet, dat een speeltuig, wiens snaaren
niet gesteld zyn naar de kunst der muzyk, onmooglyk een
muzikaal geluid kan geven, en echter noodzaaklyk moet
[pag. 29]
klinken, als het van hoogerhand, hiertoe bepaald
wordt. Even zo is het met my gelegen, die, naar
de kunst van welzeggen niet gesteld zynde, onmooglyk
op eenen welspreekenden toon kan klinken, en
echter door het slaan van een kunsteloos geluid uwe
kunstryke gehoortuigen moet kwetsen; omdat ik,
plichtshalven, hiertoe bepaald ben. Vergunt my dan,
voor een oogenblik, dat ik U gezaamentlyk dankzegge,
voor de onverdiende achtinge welke ik reets
by U geniete, als een' voorsmaak van uwe verdere
gunst; terwyl ik my, met allen ernst, uwe hooggeleerde
vriendschap aanbeveele; zullende, van myne
zyde, alles zoeken te betrachten, wat my dit drievoudig
snoer myner erfenisse, in deeze lieflyke plaatse,
kan waardig maaken. Maar vooral ben ik oneindig
aan U verplicht, hooggeleerde en wydberoemde Heeren
Hoogleeraars in de Wis- Natuur- en Sterrekunde,
die my reeds zo veele blyken van uwe standvastige
gunst gegeven hebt, dat het my aan tyd en krachten
ontbreekt, om 'er U, hier ter plaatse, eene oopentlyke
dankerkentnisse voor te betuigen; ook ben ik
verzekerd, dat uwe edelmoedigheid veels te groot
is, voor die geringe erkentnisse; en daarom is het,
dat ik haar, als ongemerkt, moet voorby stappen; met
verzoek, dat gy in die zelfde gunst, te mywaards, even
standvastig gelieft te volharden; opdat ik, in alle voorkoomende
[pag. 30]
zwaarigheden, my, des te vrymoediger,
mag bedienen van uwen hooggeleerden raad: want,
in wiskundige zaaken, die my nog onbekend, of te
hoog van geest zyn, zal ik my nooit met vygeblaaren
van een verkeerde schaamte zoeken te bedekken; maar
ik zal, altoos, myn hoogste eer en geluk stellen, in
van U te moogen leeren; echter met die omzigtige bescheidenheid,
dat ik U nooit zal zoeken lastig te vallen.
Hiermede is het myn ongeveinsde wensch, hooggeleerde
en wydberoemde Mannen, dat gy, alle te saamen,
dit prachtig Heiligdom van Pallas, als heerlyke
hoeksteenen, langduurig moogt ondersteunen en
versieren; dat de letterkundige Jongelingschap, door
uwe hoogwyze lessen, mannen mag uitleveren, van een
gewenscht nut en luisterryk sieraad voor Vaderland en
Kerke; en eindelyk dat gy, als de liefde en het vermaak
deezer Hoogeschoole, uwen leeftyd hier, naar
wensch, hebbende uitgediend, de kroonen van uwe
hoogverlichte geleerdheid, in het hemels Sion, moogt
nederwerpen voor de voeten der opperste Wysheid.
Het is tot U, dat ik, vervolgens, myne aanspraak
richte, edele en deftige Jongelingen, die van alle
oorden zyt te saamen gevloeid in dit Ren- en Worstelperk
der geleerdheid, om 'er de krachten van
uw vernuft in te beproeven. Wat is het voor U een
groot voorrecht hier Mannen te vinden, welker
[pag. 31]
weerga, om U in die loflyke onderneeminge krachtdaadig
te sterken, gy elders te vergeefs zoeken zoudt.
Maakt dan een wettig gebruik van hunnen geleerden
yver, om U, tot den stryd, in dit Ren- en Worstelperk,
met de volle wapenrustinge van Pallas te omgorden,
en kwyt 'er U, als kloeke letterhelden, in; opdat
gy, in volle zegepraal, den lauwerkrans der overwinninge
wegdraagende, met triomf, tot uwe dierbaare
ouderen en vrienden moogt wederkeeren.
Maar, het kan gebeuren, dat de lessen der Hoogleeraaren
in de Wis- Natuur- en Sterrekunde, voor veelen
onder U, te verheven en doordringend van geest
zyn; omdatze grondbeginselen der Wiskunde, als bekend,
onderstellen, daar gy nog niet genoeg in bedreven
zyt, en dus vruchteloos, voor U, worden gehouden.
Omdan hierin te voorzien, zo is het, dat ik, van
hoogerhand, ben aangesteld, om U die grondbeginselen
te leeren; en, uit kracht van die aanstellinge hebbe
ik de eere, myn gering onderwys, in dezelven, U
aan te bieden; met betuiginge, dat ik nergens meer
moeite zal aanwenden, dan omze U, met alle
mooglyke klaarheid, voor te stellen; nergens meer
glorie in zal zoeken, dan om, ter bereikinge van het
heilzaam oogmerk myner hooge begunstigers, U, als
met de hand, op te leiden tot de hoogwyze lessen deezer
Hoogleeraaren; in verwachtinge, dat gy, van uwe
[pag. 32]
zyde, dan ook niet verzuimen zult, om my hiertoe,
als een wettig middel, te gebruiken; terwyl ik U, alle
te gader, ook langs dien weg, eenen gelukkigen loopstryd
toewensche, in de renbaane deezer Hoogeschoole.
Eindelyk keere ik my tot U, braave Burgers, en
Inwooners deezer aangenaame Stad, die, enkel door
eene edelmoedige leerzucht geprikkeld, of tot handhavinge
van uwe beroepsbelangens, lust hebt tot de
kennisse der Wiskunde, en biede U, met alle zedigheid,
myn gering onderwys, in haare grondbeginselen,
even bereidwillig aan; met verzekeringe, dat ik altoos
eere zal stellen, om, ook ten aanzien van U, aan het
goed oogmerk te voldoen, waartoe myn Ampt weleer
is ingericht; in vertrouwen, dat gy, van uwen
kant, dan ook alles zult toebrengen, wat, ter bevorderinge
van deszelfs heilzaame gevolgen, kan dienstig
zyn; om, dus doende, als konst- en kennisryke Nederlanders,
onzen vrygevochten Staat in 't algemeen, en
deeze Stad in 't byzonder, tot een aangenaam nut te
strekken; en daardoor, voor uw zelven, ook het
wezendlyk vermaak te genieten, dat 'er uit de kennisse
en oeffeninge der wiskundige wetenschappen,
als uit eene levende springäder, voortvloeit.
Ik hebbe uitgesprooken.