VERHANDELING
OVER DE
R E E K S E N
DIENENDE OM DE RAPPORTEN VAN DE
CIRKELBOOGEN TOT DERZELVER SINUSSEN,
COSINUSSEN, TANGENTEN EN COTAN-
GENTEN WEDERKEERIGLIJK, UIT
EENVOUDIGE STELKUNSTIGE
BEGINSELEN, ZONDER BEHULP
DER DIFFERENTIAAL- OF
INTEGRAAL REKENING,
AFTELEIDEN.
DOOR
JACOB DE GELDER,
MATHEMATICUS
INGELEVERD AAN HET
BATAAFSCH GENOOTSCHAP
DER
PROEFONDERVINDELIJKE WIJSBEGEERTE
TE ROTTERDAM.
Aanvullende gegevens:
Artikel, verschenen in: Verhandelingen van het Bataafsch Genootschap der
Proefondervindelijke Wijsbegeerte te Rotterdam XII (1798), pp.
241-268. In het origineel waren de noten alfabetisch genummerd, waarbij de
nummering op de beide eerste pagina's doorliep, en vervolgens steeds opnieuw
begon (vermoedelijk een vergissing van de zetter). In de HTML-versie is met
cijfers gewoon doorgenummerd.
VERHANDELING
OVER DE
R E E K S E N
enz.
§. 1. Niemand, uitgenomen EULER en LA GRANGE, heeft
zonder behulp der Differentiaal of Integraal Rekening de bekende Reeksen, die de
Sinus, Cosinus, enz. van eenigen boog in eene functie van dien boog, en wederom
omgekeerd eenigen boog in eene functie van zijnen sinus of cosinus, enz. weten
te vinden: de Leerwijze, die deze twee groote Wiskunstenaars ingeslagen hebben,
berust voor het grootste gedeelt op het zelfde beginsel; beiden hebben de
Factoren van Sin2. x + Cos2.
x = 1, die imaginaire grootheden zijn, ten grondlage hunner
berekening gelegd. EULER
(1) heeft van het oneindige gebruik gemaakt;
maar LA GRANGE (2) heeft zijn betoog daar van
bevrijdt, op een wijze, die zijn doordringend Analytisch oordeel zeer
voordeelig kenmerkt: dan indien men, zonder hulp der imaginaire grootheden,
door [pag. 242] eenvoudiger beginselen der Stelkunde tot het zelfde oogmerk
geraaken kan, verdient zulk eene Leerwijze, om den grooteren graad van
duidelijkheid, voorzeker den voorrang, en bevordert niet weinig den voortgang
der Analytische kundigheden.
§. 2. Om dit Stuk zal ik aantoonen, hoe de eenvoudige
beginselen der Driehoeksmeting en Stelkunde alleen voldoende zijn, om de
rapporten van een boog tot zijnen Sinus, Cosinus, Tangent
en Cotangent te kunnen uitdrukken: eene Methode aan de hand te geven, die
tot dit oogmerk dienen kan, is in veele opzichten gewigtig
(3); want behalven dat de beginsels der
Differentiaal en Integraal Rekening door zulk een Methode als 't ware op de
proef gesteld worden, verkrijgt men het voordeel om in eenen Cursus van
de Driehoeksmeting den Leerlingen vroegtijdig bekend te maaken met waarheden en
grondstellingen, die men anders genoodzaakt is, of zonder bewijs hun
optegeeven, of dezelve geheel agterwege te laaten.
§. 3. Vooraf zal ik opmerken, dat een Cirkelboog langer
dan zijne Chorde zijnde, de reden die de eerste tot het laatste heeft des
te nader tot een reden van gelijkheid komt, naar evenredigheid de boog kleiner
wordt, en op het oogenblik van de verdwijning des boogs in de reden van
gelijkheid zelve verandert; dus zal Chorde x = x zijn, als x = 0
wordt; het zelfde heeft ook voor een boog en zijnen Sinus plaats; Sin. x =
x, als x = 0 is, of wordt. Dit beginsel, dat algemeen bekend en in
meest alle Elementaire Boeken der Meetkunde bewezen is, is eene der voornaamste
beginselen, [pag. 243] waar op ons volgend betoog berusten zal en waar aan ik
den Lezer vooraf wilde herinnerd hebben.
§. 4. Indien men de waarde van de Sinus eens boogs
x door dezen boog x zal uitdrukken, moet deze uitdrukking van dien
aart zijn, dat, voor eerst, deze uitdrukking van de Sinus gelijk 0 wordt, als
x = 0 is, en ten tweede, dat dezelve voor elke waarde van x maar
eene Sinus geeft, aangezien eenige boog maar eene bepaalde Sinus kan
hebben.
§. 5. Om aan deze twee voorwaarden op de algemeenste
wijze te voldoen, stel ik, Sin. x = ax + bx2 + cx3 +
dx4 + ex5 + fx6 + enz., in welke
uitdrukking a, b, c, d, e, f, enz. grootheden moeten zijn, die van alle
combinaties van x bevrijdt zijn. -- De uitdrukking, die wij hier voor
Sin. x aangenomen hebben, bevat alle mogelijke termen, die de natuur der
zaake kan toelaaten, te weten alle geheele en stellige magten van x:
negative of gebrokene magten van x zijn niet mogelijk; want in het eerste
geval zou, indien x = 0 gesteld wierd, de Sinus van 0 oneindig groot
worden; terwijl in het tweede geval de Sinus eens boogs zoo veele verschillende
waardijen hebben zou, als 'er éénheden gevonden wierden in den
noemer der breuk, die de exponent van de gebrokene magt uitdrukt: het eerste
geval is niet mogelijk, het tweede strijdt met het begrip, dat wij aan het woord
Sinus hegten, welk begrip ons leert, dat eene boog maar eene Sinus kan
hebben: als dan eene uitdrukking voor Sinus x zal ontwikkeld worden,
kunnen de termen dezer ontwikkelde uitdrukking geene andere dan geheele en
stellige magten van x inhouden; dan hoedanige en welke deze ontwikkelde
magten zijn, zullen wij nu door de volgende Analysis bepaalen.
§. 6. Als dan
Sin. x = ax + bx2 + cx3 +
dx4 + ex5 + fx6 + enz. is, zal, aangezien
de Coëfficienten a, b, c, d, e enz. in geenen deele
[pag. 244] van x afhangen, maar op zigzelve standvastige grootheden
blijven,
Sin. y = ay + by2 + cy3 +
dy4 + ey5 + fy6 + enz. zijn.
Indien wij nu deze laatste uitdrukking van de eerste aftrekken, verkrijgen
wij:
Sin. x - Sin. y = a × (x - y) + b ×
(x2 - y2) + c × (x3 - y3) +
d × (x4 - y4) + e × (x5 -
y5) + f × (x6 - y6) + enz.
Maar aangezien Sin. x - Sin. y = 2 Sin. ½(x - y) × Cos. ½(x +
y) = Chorde (x - y) × Cos. (½x + ½y)
zal men hebben:
Chorde (x - y) × Cos. ½(x + y) = a × (x - y) + b ×
(x2 - y2) + c × (x3 - y3) +
enz.
en deelende nu beide de leden dezer Vergelijking door x - y, zal men wederom
deze nieuwe uitdrukking verkrijgen:
Als wij nu in deze uitdrukking x = y stellen, wordt de
reden van Chorde (x - y) tot x - y eene reden van gelijkheid, of
liever Chorde (x - y) : x - y = 1 : 1; gevolgelijk [Chorde (x -
y)]/[x - y] = 1, en Cos. ½(x + y) = Cos. x en derhalven
verandert de laatste Vergelijking in de volgende:
Cos. x = a + 2bx + 3cx2 + 4dx3 + 5ex4 +
6fx5 + 7gx6 + enz. [pag. 245]
Als nu in deze laatste uitdrukking x = 0 gesteld
wordt, verkrijgen wij Cos. 0° = a; maar daar de Cosinus van 0°
gelijk de Radius is, en wij de Radius = 1 stellen, zoo blijkt hier uit dat
a = 1 moet genomen worden, en nu weten wij, dat indien
Sin. x = x + bx2 + cx3 +
dx4 + ex5 + fx6 + gx7 + enz.
gesteld wordt, de waarde van de Cosinus dezes zelfden boogs zal uitgedrukt
worden door
Cos. x = 1 + 2bx + 3cx2 + 4dx3 + 5ex4 +
6fx5 + 7gx6 + enz.
§. 7. Indien men deze beide uitdrukkingen voor Sinus
x en Cosinus x met elkander vergelijkt, ziet men duidelijk, dat
beide uitdrukkingen van elkander afhangen, en dat deze onderlinge
afhangelijkheid daar in bestaat, dat de Coëfficienten der termen van de
ontwikkelde uitdrukking voor de Cosinus, van die der termen van de Reeks, de
waarde van de Sinus uitdrukkende, volgens eene onveranderlijke wet van
elkander afhangen.
§. 8. Wij zouden nu door de bekende Formula
Sin2.x + Cos2.x = 1 of door
Sin. 2x = 2 Sin. x × Cos. x
(4) of wel door eenige andere [pag. 246]
uitdrukking de waarde der Coëfficienten b, c, d, e, enz. kunnen
bepaalen, en de eerste dezer Formulas zoude daartoe wel de
geschiktste zijn; maar wij kunnen eenen korteren en veel cierlijkeren
weg inslaan, en die tevens meer met den geest onzer Leerwijze
overéénkomt, door namelijk uit de gevondene Reeks voor de
waarde van de Cosinus wederkeerig de uitdrukking voor de waarde
des Sinus afteleiden, het welk ons twee identieke waardijen voor
Sinus x geeven zal, uit vergelijking van welker eveneens geplaatste
Coëfficienten met elkander de waardijen der Coëfficienten b, c, d,
e, enz. zullen bekend worden.
§. 9. Wij hebben gevonden, dat
Cos. x = 1 + 2bx + 3cx2 + 4dx3 +
5ex4 + 6fx5 + 7gx6 + enz.
Maar nu zal ook
Cos. y = 1 + 2by + 3cy2 + 4dy3 +
5ey4 + 6fy5 + 7gy6 + enz.
trekkende nu de onderste vergelijking van de bovenste, hebben wij:
Cos. x - Cos. y = 2b × (x - y) + 3c(x2 -
y2) + 4d(x3- y3) +
5e(x4- y4) + 6f(x5 - y5) +
7g(x6 - y6) + enz.
Deelende nu deze laatste vergelijking door x - y, zal, aangezien het
verschil van twee bogen negatief is, indien het verschil hunner
Cosinussen positief genomen wordt,
maar nu is Cos. x - Cos. y = 2 Sin. ½(x - y) × Sin. ½ (x +
y) = Chorde (x - y) × Sin. ½ (x + y)
(5). [pag. 247]
en gevolgelijk
Indien wij nu in deze laatste Vergelijking x = y stellen, wordt
om de bovenbijgebragte reden (§. 3.) Sin. ½(x + y) = Sin. x
en [Chorde (x - y)]/[x - y] = 1/1 = +1. en de geheele laatste
Vergelijking verandert in deze:
Sin.x = -2b - 2 × 3. cx - 3 × 4. dx2 -
4 × 5. ex3 - 5 × 6. fx4 - 6 × 7.
gx5 - 7 × 8. hx6 - 8 × 9. ix7 -
enz.
§. 10. Deze laatste uitdrukking moet
identicé dezelfde zijn als de aangenomene uitdrukking
Sin. x = ax + bx2 + cx3 +
dx4 + ex5 + fx6 gx7+ enz. ; en
gevolgelijk moeten de Coëfficienten der magten, welke dezelfde
exponenten hebben, in beide uitdrukkingen aan elkander gelijk
zijn, en indien wij deze nu daadelijk onderling vergelijken, verkrijgen
wij:
b = 0
c = - 1/(2.3)
d = 0
e = -c/(4.5) = + 1 / (2.3.4.5)
f = 0
g = -e/(6.7) = - 1 / (2.3.4.5.6.7)
h = 0
i = -g/(8.9) = + 1 / (2.3.4.5.6.7.8.9)
enz. . . . . enz. . . . . [pag. 248]
Wij hebben dus voor de Sinus van een boog de volgende uitdrukking:
Sin. x = x - x3/(2.3) + x5/(2.3.4.5)
- x7/(2.3.4.5.6.7) + x9/(2.3.4.5.6.7.8.9) - enz.
en daar Cos. x = 1 + 2bx + 3cx2 + 4dx3 + enz. is,
zullen de gevondene waardijen van b, c, d, e, f, enz. in dezelve
gesubstitueerd zijnde, voor de waarde van de Cosinus deze uitdrukking
geeven:
Cos. x = 1 - x2/(2) + x4/(2.3.4)
- x6/(2.3.4.5.6) + x8/(2.3.4.5.6.7.8) - enz.
Zijnde deze dezelfde Reeksen, welke bij de Schrijvers, met behulp
der Differentiaal- of Integraal Rekening bepaald worden.
§. 11. Geene dezer twee Reeksen kunnen ergens ophouden;
maar dezelve gaan tot in het oneindige voort, gelijk uit de berekening
van zelve blijkt, ook ziet men met een' opslag van het oog,
dat beide Reeksen, volgens eene standvastige wet afloopen, welke
bij het oppervlakkig inzien van zelve in het oog loopt; ook ziet
men dat een minder aantal termen des te naauwkeuriger de waarde
van de Sinus of Cosinus uitdrukt, naarmaate de boog, voor welke
men de Sinus of Cosinus berekend, kleiner is.
§. 12. Uit deze twee gevondene Reeksen, de Sinus en
Cosinus van een boog uitdrukkende, kan men twee andere Reeksen afleiden,
waar door Sin. (x + a) en Cos. (x + a) beiden in Reeksen,
naar de afmeetingen van a geordend, kan uitdrukken, want
en Sin. (x + a) = Sin. x × Cos. a + Cos. x × Sin.
a
en Cos. (x + a) = Cos. x × Cos. a - Sin. x ×
Sin. a zijnde,
substitueert men in beide deze vergelijkingen
voor Sin. a = a - a3/(2.3) +
a5/(2.3.4.5) - enz. en voor Cos. a = 1 -
a2/2 + a4/(2.3.4) - enz. [pag. 249]
en wij verkrijgen
welke beide Reeksen anders uit het Theorema van TAYLOR kunnen
afgeleid worden.
§. 13. Niettegenstaande men door de Theorie van de
wederkeering der Reeksen uit de gevondene waarde van Sin. x en Cos.
x, wederkeerig een Cirkelboog met behulp van zijnen Sinus en Cosinus
kan uitdrukken, kan men echter, onze Methode volgende,
de waarde van een Cirkelboog in zijn Zinus of Cosinus uitgedrukt,
zonder behulp der eerstgevondene Reeksen leeren vinden.
§. 14. Stellende dan x eenigen boog van een
Cirkel beteekent, dan zal de waarde van x in Sinus x uitgedrukt,
noodwenig tot deze gedaante behooren.
x = a. Sin. x + b. Sin.2 x + c.
Sin.3 x + d. Sin.4 x + e. Sin.5 x +
enz.
want 'er kunnen geene negative magten plaats hebben, dewijl anders,
als Sin. x = 0 wierde, x =
zoude zijn. -- Ook kunnen
er geene termen met gebrokene magten van x aangedaan in voorkomen,
dewijl 'er anders imaginaire boogen voor eenen wezenlijken
Sinus zouden kunnen plaats hebben, iets dat volstrekt onmogelijk
is: voor het overige isde uitdrukking volkomen voldoende, want
als wij Sin. x = 0 stellen, wordt x insgelijks = 0; en daar de
[pag. 250]
Coëfficienten a, b, c, d, e, enz. met Sin. x niets gemeens
hebben, zal
y = a. Sin. y + b. Sin.2 y + c.
Sin.3 y + d. Sin.4 y + e. Sin.5 y +
enz.
Indien wij nu wederom deze laatste Vergelijking van de eerste
aftrekken, en alles daarna door Sin. x - Sin. y deelen, verkrijgen
wij:
Stellende nu vervolgens, dat x = y zij, zal
Indien wij nu verder de uitdrukking (1 - Sin.2
x)-½ volgens het
Theorema van NEWTON ontwikkelen, hebben wij:
Voetnoten:
(1) EULER, Introd. ad Anal. Infin. Pars I. pag. 98 &
seq.
(2) LA GRANGE, Theorie des fonctions Analyt. §.
25. pag. 24. Ook verdient DE PRONY, in N° 2. van het Journal
Polytechnique, pag. 14 &c. nagezien te worden.
(3) L'HUILIER HEEFT IN DE Philosophical Transact. of the
Royal Sociey of London 1796. Part. I. pag. 142, dit zelfde onderwerp
voortreffelijk behandeld; maar daar hij ook van de imaginaire grootheden
gebruik maakt, zie pag. 161, als mede van het denkbeeld der 1°. en
2°. enz. Differentien, meene ik, dat de Methode, welke ik in dit Stukje zal
voordraagen, eenvoudiger en meer rechtstreeks dan de zijne is.
(4) Men kan uit de Formula Sin. 2x = 2 Sin.x × Cos.
x, de Reeks voor Sin. x in waarde van x berekenen: want
Sin. 2x = 2 Sin. x × Cos. x = 2 Sin. x (1 - Sin.2
x)+½, welke laatste uitdrukking, door het Binomium van NEWTON
ontwikkeld zijnde, geeven zal:
Sin. 2x = 2 Sin.x - Sin.3x -
3/4Sin.5x -
3/4.5/6Sin.7x -
3/4.5/6.7/8Sin.9x
- enz. (A). Indien wij nu aannemen, dat
Sin. x = ax + bx2 + cx3 +
dx4 + enz. zal Sin. 2x = 2ax + 4bx2 +
8cx3 + 16dx4 + enz. zijn: zal men de magten van
Sin. x in de orde van de Reeks ax = bx2 enz.
berekenende, en deze magten in de Reeks (A) substitueerende, eene Reeks voor
Sin. 2x verkrijgen, die identicé dezelve zal zijn met
Sin. 2x = 2ax + 4bx2 + enz.: de Coëfficienten van de
gelijke magten dezer identieke uitdrukkingen met elkander vergelijkende,
verkrijgt men zoo veele vergelijkingen als 'er termen zijn, met welker hulp de
Coëfficienten a, b, c, d enz. bepaald worden, uitgenomen a;
want men vindt, Sin. x = ax - (ax3)/(2.3) +
(ax5)/(2.3.4.5) - (ax7)/(2.3.4.5.6.7) + enz., in welke
a = 1 moet zijn, het gene LA GRANGE in zijne Traité des
Fonctions Analytiques betoogd heeft. Zie pag. 20.
(5) CAGNOLI, Trigonometrie, §. 85.
(6) Zulks kan ook nog uit andere beginselen afgeleid worden,
zoo als ik hier in 't kort zal aantoonen: indien men de formula
Tang. 2x = [2 Tang. x]/[1 - Tang.2
x] in eene Reeks ontwikkelt, met behulp van de divisie, verkrijgt
men:
Tang. 2x = 2 Tang. x + 2 Tang.
3x + 2 Tang. 5x + 2 Tang. 7x + enz.
Stellende nu Tang. x = x + bx2 +
cx3 + enz. kan men de waarden van Tang.
3x, Tang. 5x, enz. berekenen, en in de Reeks van
Tang. 2x = 2 Tang. x + 2 Tang.
3x + enz. substitueeren; daar nu Tang. 2x = 2x +
4bx2 + 8cx3 + enz. is, zullen de
Coëfficienten der termen van gelijke magten met elkander vergeleken zijnde,
de Coëfficienten van de termen der aangenomene Reeks doen bekend worden.