Byzondere Uitwerkzelen
van de
Influenza,
en
De Geneesmiddelen tegen die besmettelijke
ziekte, tot waarschouwing van veelen,
beschreeven door
J.F. HENNERT.
Professor in de Philosophie en Mathesis te Utrecht.
EERSTE STUK.
Te Utrecht,
By A. van Paddenburg, Akademie Drukker.
MDCCLXXXV.
Aanvullende gegevens:
Onder het motto: Wie de Schoen past, mag denzelven aantrekken schreef de
Utrechtse wiskundehoogleraar J.F. Hennert dit pamflet van 33 pagina's onder de
curieuze titel Byzonder Uitwerkzelen der Influenza, dat een bijzonder
scherpe en sarcastische verdediging behelst jegens aantijgingen aan zijn adres
aangaande het door hem te Utrecht verzorgde onderwijs. Een voor het universitair
onderwijs in die tijd zeer verhelderende tekst.
Ludeman, waar een paar malen in de tekst naar verwezen wordt, was een in de
achttiende eeuw vermaard astroloog, die met een aantal publikaties nogal
publiek wist te trekken. Tussen neus en lippen door steekt Hennert de draak met
hem. De stijl van het geschrift is volgens de toenmalige medische
gevalsstudies, mogelijk omdat N., waartegen Hennert zich richt, een medicus
was.
De voetnoten zijn hier opgenomen als eindnoten -- de nummering is
behouden.
Verdeedigingen te schrijven in een tijd, waar in
de gemoederen niet geschikt zijn, om de waarheid
met bedaardheid natespeuren, schijnt een
nutteloos werk te zijn, ook vlei ik mij niet, dat
deze Apologie op zulken mijner lezeren, die
zedert ruim twee jaaren, nadeelige oordeelen
over mijn gedrag vellen, eenigen indruk tot mijn
voordeel mag maaken. Dierhalven verzoek ik mijne
ongeneegene leezers, welker getal aanmerkelijk
moet weezen, de eerste tien bladzijden overteslaan.
Alle leezeren verzoek ik, hunne oogen te
laaten vallen op het verslag van de Mathematische
Collegien, die ik zedert twee en twintig jaaren
gehouden heb, en vervolgens op een berigt
van de Mathesis op eene nieuwe Methode te
leeraaren, en eindelijk op de bekendmaaking van
een Collegie, in de krijgskunde, vestingbouwkunde,
en Marine, het welk ik in 't aanstaande
Akademie jaar zal houden.
Verdediging, welke mijne ongeneegene leezers
gelieven overteslaan
Ik zal de Verdeediging, uit hoofde der
tijdsomstandigheeden, op de zagtste wijze inrigten.
[pag. 2]
Niemand zal ik beschuldigen. Ik zal gelijk
Romanschrijvers zoodanige gebeurtenissen onderstellen,
die, als dezelve mij getroffen hadden, mij
tot een verdeediging moesten noodzaaken, of ik
zoude als een eerlijk man mijn ampt niet langer
durven bekleeden. Gelijk Romans, Satijren en
Allegorien zommige leezers zoo sterk kunnen
treffen, dat zij zich verbeelden, hunne Charakters
afgeschetst te zien; zo kon het gebeuren,
dat mijne Verdeediging den een of den ander zoude
raaken. Doch dit kan ik niet beletten. Het
is zo de aart van soortgelijke schriften. Wien de
schoen past, mag denzelven aantrekken.
Zonderlinge uitwerkzelen van de Influenza.
Teegen het einde van Ludemans wonderjaar
of van het jaar 1784. (om de Chronologie kreunt
zich de Romanschrijver niet, of iets in de maans
October of November gebeurd is) heeft de Patient
N. aan eenigen der Heeren Curatoren van de Utrechtsche
Akademie over het houden van mijne Mathematische
Collegien bezwaaren en klagten geopperd.
Men dient, tot opheldering van het voorgevallene,
te weeten, dat de Patient in zoodanige
betrekking met mij staat, dat hij, verre van
klagten over mijne Akademische bezigheeden
uitteboezemen, mijne partij behoorde te omhelzen.
Vermits nu de Influenza, waar meede het
hart van den Patient deegelijk besmet is, in een
[pag. 3]
Morbus Chronicus kon veranderen, en ook voor
anderen gevaarlijk worden, ben ik verpligt, hem
tegen zijne aanhoudende kwaadaartigheid hartopenende
en oplossende middelen aantebieden. Ik
zal de voornaamste symptomata morbi kortlings beschrijven,
en vervolgens de Curatio morbi opgeeven.
Nonnulla symptomata morbi
1) De Patient heeft, in den tijd van het afvallen
der bladen, aan eenige Heeren Curatoren over
het houden van mijne Mathematische Collegiën
klagten ingebragt, zonder te vooren over zijne
bezwaaren met mij gesprooken te hebben.
2) De Patient wilde mijne Mathematische Collegien
op zich neemen; egter na een Lucidum Intervallum
heeft hij daarvan afgezien, zich vergenoegende,
dat men mij mogt helder de waardheid
zeggen.
3) Heeft de Patient verzeekerd, dat mijne toehoorders
niets van mijne lessen profiteeren, en
dus onbekwaam waren om de lessen van mijne
Collegen bijtewoonen; dat hij nevens drie boeren
beeter een put kon graven, dan alle mijne toehoorders.
De Patient heeft daarmede willen te
kennen geeven, dat de waarheid bij hem diep in
een put verzonken ligt, dat hij cum suis nooit voor
een dag durft komen, dan bij het graaven van
een put om anderen daar intedompelen.
[pag. 4]
4) Dat ik niet meer dan de zes boeken van
Euclides doceere, en dus mijne toehoorders niet
in staat waren, om verheevener lessen bij te
woonen.
Curatio morbi
Het eerste symptoma heeft mij op het gevoeligste
getroffen; zonder hetzelve zouden de overige
symptomata lachen en medelijden bij mij verwekt hebben.
Kon ik ongevoelig blijven, zonder bij mij
de Wel Edele Groot Agtbare Heeren Curatoren,
wier protectie mij dierbaar is, van pligtverzuim
verdagt te maaken? Ieder eerlijk man, die het
minste gevoel van eer en dankbaarheid heeft, moet
mij bijspringen. Nooit kan de Patient, al wierd
zijn hart geneezen, nooit kan hij met een gerust
geweeten ten grave nederdaalen. Dit symptoma
moet ongelooflyk voorkomen. Het was betamelijk
geweest, dat Hij, die met mij in zekere betrekking
staat, zijn bezwaaren eerst aan mij had te kennen
gegeeven; had ik hem niet voldaan, dan
eerst kon hij met een beeter geweeten zijne klagten
doen. Een afgrijselijke manier van Procedeeren,
die een Jesuit moet verfoeijen, --
iemand aanklaagen, die men omtrent zijne beleedigingen,
zijne overtreedingen niet heeft gewaarschouwd.
Voorwaar, zulk een symptoma was maar mogelijk
in Ludemans wonderjaar. Liever wil ik het
[pag. 5]
aan de besmette lucht toeschrijven, dan aan baatzucht,
die haare belangens poogde op mijne verneedering
te vestigen.
2) Dat een bekwaam Collega mij diende bijgevoegd
te worden, die met mij de Mathesis leeraarde,
daarop heb ik niets aantemerken. Ware
de Mathesis in ons Nederland zo bemind als in
Vrankrijk, dan kon een Professor alle deelen deezer
Weetenschap niet doceeren. Voor het overige is
het niet buiten voorbeeld, dat 'er in andere takken
der Wetenschappen door meer dan een leeraar
word onderwys gegeeven, dus zijn 'er vier Professoren
in de Theologie, twee in het Roomsche
regt, twee in de Philosophie. Ik heb twee
Professoren in de Physica, drie in de Historie,
twee in het Grieksch te Utrecht gekend. Het moet
tot luister eener Akademie verstrekken, wanneer
eene Wetenschap door meer dan een Hoogleeraar
geoeffend word; de naaijver word opgewekt;
al hoewel 'er ook meer Cabaalen zouden
ontstaan; doch daar is niets volmaakt onder de
Maan. Waarom kunnen 'er geen twee Professoren
in de Mathesis of in de Physica weezen? De een
zoude de Physica exterior, de ander de interior
doceeren. De Physica exterior alleen in kunstjes
en hokus bokus bestaande, kon na het eeten van
twee tot drie uuren gehouden worden, welke, meer
op het vleesch dan op den geest werkende, tot
de digestie bevorderlijk zoude zijn. De Physica
[pag. 6]
interior behoorde door een beroemd man gedoceerd
te worden, om dat hij, uit hoofde van de moeijelijkheid
der stoffe minder toehoorders zoude trekken,
ook minder belooning dan zijn Confrater
verdienen; dus voor meer verwijt blootgesteld zijnde,
kon hij buiten zijne Akademie Stad, aan
het Publikum, omtrent zijne kundigheeden appelleeren.
Hoe gaat het (zonder Comparatie) op de
Kermissen? De Kwakzalvers, Marionetten, Koordendansers
trekken meer volk en verdienen meer
dan de Toneelspelers.
3) Om te toonen, hoe de oorzaal van het derde
symptoma kan weggenomen worden, zoude ik
verscheidene mijner leerlingen kunnen noemen,
die de Mathesis in Nederland leeraaren; en zich
door schriften beter bekend gemaakt hebben, dan
mijn Patient ooit doen zal. Indien hij niet schielijk
door een glas roode wijn van de Influenza genezen
word, zal hij zodanig uitteeren, dat hij niets buiten
zijn dagelijks werk zal kunnen uitvoeren. Maar op
welke Collegien heeft toch mijne Mathesis invloed?
Hebben de Professoren in de Regten geklaagd,
dat hunne toehoorders de bereekeningen
de Quarta Falcidia, de pacto Antichrestio, de rescindenda
emt. vendit niet verstaan? Hebben
zich de Professoren in de Medicijnen bezwaard,
dat hunne toehoorders de lessen over den omloop
des bloeds, de beweegingen der Muskulen, over
het gezicht, over het gehoor niet kunnen begrijpen?
Bij mijne Theologische Collega's staa ik
[pag. 7]
bijzonder in een goed blaadje. De Litteratoren
kreunen zich weinig om de Mathesis, 't is Atechnica.
Eindelijk komt de Physica in aanmerking.
Maar mijn Collega, de Hooggeleerde Heer Rossyn
(a),
wel wetende, met hoe weinig ijver en
agting de wiskundige Wetenschappen in Nederland
geoeffend worden, gebruikt de voorzichtigheid,
geene onderwerpen te verhandelen, die op
verheeven Mathematische beginzelen steunen.
Zijn Hooggeleerde de uitmuntende werken van
's Gravesande en Musschenbroek volgende, behoeft ook
geene andere Mathematische beginzelen te onderstellen,
dan die jaarlijks te Utrecht betoogd worden,
gelijk op bladzijde 11. beweezen is: 's Gravesande
heeft geen gebruik van de Mathesis Sublimor
gemaakt, en 'er zijn slegts twee of drie plaatzen
in de Musschenbroeksche Natuurkunde, die men
zonder de eerste beginzelen der Mathesis Sublimor
niet wel verstaan kan. Deeze vermaarde mannen
hadden ook de verhevener Mathesis tot hunne
oogmerken niet noodig, zij behandelden de Mechanica,
Hydraulica, en Optica wel Physice, maar niet
Mathematice. -- Moet ik dus het ontstaan van dit
[pag. 8]
Symptoma ook niet uit het graven van den put afleiden?
4) Volgens het vierde sijmptoma zoude ik niet
meer dan de zes boeken van Euclides verklaaren.
Dit sijmptoma vereischt eene bedaarde Consultatie.
Waarom zoude ik niet meer dan de zes boeken
van Euclides doceeren? Dit moest ik of uit
onkunde, of uit luiheid doen, of dit Sijmptoma
moet als Prognosticon van gevaarlijke stuiptrekkingen,
en ijlende koortsen aangemerkt worden.
-- Non datur quartum. -- Schoon het
een geneesheer niet betaamt, over zijn eigen
kundigheeden te oordeelen, is hem egter geoorloofd,
zonder zich aan het verwijt van verwaandheid
en kwakzalverij bloottestellen, dat hij zich
op zijne ondervinding, naarstigheid en geneezingen
van Patienten mag beroepen. Kon ik mijn
Patient van de Influenza geneezen, mijne praktijk
zoude considerabel toeneemen. Ik durf mij dus
veilig op mijne Mathematische daaden beroepen,
inzonderheid in zulke gevallen, waar juist geene
buitengewoone vermogens en uitgestrekte kundigheeden
te pas koomen. Ik ben noch Boerhave noch
Euler, al hoewel ik het onwaardeerbaar geluk
genooten hen, een leerling van den grooten Euler
te zyn. Ook schijnt men niet te begeeren, dat
een Professor in de Mathesis een Euler, of een
Professor in de Phijsica een 's Gravesande of Musschenbroek
weezen moet. Het geluk dient ons
gunstig te zijn. Niet tegenstaande den verren
[pag. 9]
afstand tusschen Euler en mijn Individu, kan ik
mij, in dit geval, zonder verwaandheid, op mijne
schriften beroepen. Ik wil niet pronken met drie
prijsverhandelingen en twee Accesit, welke
de geodkeuring van Euler, de la Grange en
van andere beroemde Wiskunstenaars hebben
weggedraagen. Het is genoeg, dat ik mij in
dit geval op mijnen Cursus Mathematicus beroepe.
Al verdient dit werk, uit negen deelen bestaande,
slegts beneeden de middelmatige schriften gesteld
te worden, zo zal een ieder, hetzelve ter loops
doorbladende, kunnen zien, dat ik de beginzelen
van alle deelen der Mathesis nagespoord heb,
en dat ik bij gevolg iets meer dan de zes boeken
van Euclides kan verklaaren. Ook zal men mij
die geregtigheid doen, en mijnen Cursus voor den
volledigsten houden, die zeedert vijftig jaaren uitgegeeven
is (b).
Maar laaten wij het blad omkeeren. Men onderstelle,
dat de Patient door mijne kunst geneezen
wierd, en dat ik, gelijk het dikwijls aan de
Geneesheeren gebeurt, door hem besmet zijnde,
aan dezelfde Symtomata onderworpen wierd. --
Ei lieve, aan wie wilde hij toch appelleeren? --
[pag. 10]
aan zijne buuren en aan zijne brakken. -- Men
gelieve te weeten, dat de Patient, een liefhebber
van de Jagt zijnde, brakken houd en dezelve zeer
wel tot de vangst dresseert; zij kunnen wonderlijk
keffen. -- Hier niet -- hier is het op zijn Hennerts.
-- Hij is ook gelukkig op de Jagt. Egter
moet hij beeter op de groote vangsten passen.
Onlangs zijn hem beste Herten ontsnapt. -- Hij
en zijne brakken keften hen naa, Apostaten!
Apostaten! Maar zij toonden hunne kroonen en
lieten zich niet door het keffen vervaard maaken.
De Jagt is eene gevaarlijke beezigheid voor
den Patient, vermits, volgens de waarneemingen
van een vermaard Geneesheer (c), de vogtige
lugt eene van de oorzaken der Influenza geweest
is; hij moet ook om die reden de avondlugt
vermijden, en dus niet laat te huis koomen;
hij zoude beeter doen, dat hij tot laat in
den nagt in zijn huis bleef blokken. -- Voldoende
reden gegeven hebbende, dat ik in staat zoude
zijn om iets meer dan de zes boeken van Euclides
te verklaaren, moet ik aan mijn hardnekkigen
Patient doen gevoelen, dat ik ook niet uit
[pag. 11]
luiheid minder werk doe, dan ik zoude kunnen
doen. Tot dit einde zal ik een verslag van de
Collegien en lessen opgeeven, die ik zedert twee
en twintig jaaren gehouden heb.
Verslag van de Mathematische Collegien, die
ik zedert twee en twintig jaaren te Utrecht
gehouden heb.
Toen ik, tegen het einde van het Jaar 1763, de
eer had, naar de Utrechtse Akademie beroepen
te worden, poogde ik ten spoedigsten aan het
gracieus beroep te voldoen. Ik aanvaardde het
Leeraarsampt den 9 Februarij van het volgende
jaar. De helfte van het Akademie jaar verloopen
zijnde, kon ik niet meer dan de twaalf boeken
van Euclides, nevens de zogenoemde Archimedea
afdoen, du deed ik meer af dan de zes boeken
van Euclides; ook hield ik Collegien in de Astronomie
en Logica. Vervolgens den Cursus Mathematicus
allenskens uitgevend, heb ik de twee
eerste deelen jaarlijks bijkans geeindigs. Het
eerste deel bevat de Arithmetica, de geheele
geometrie, de uitmeeting der vlakten en ligchamen
en de Trigonometrie. Het tweede deel handelt
over de eenvoudige en vierkante equantien, de rekeningen
der magten en radicaale grootheeden, de
Progressien, de Logarithmen en over de Algebra
adplicata ad geometriam. Deeze hoofdstukken heb
ik als de noodzakelijkste en nuttigste beginzelen
der zuivere wiskunde jaarlijks verklaard. De
[pag. 12]
tijd niet toereikende, om het tweede deel te eindigen;
heb ik om het ander jaar de hoogere equatien
of de keegelsneeden gedoceerd. Ik poogde bijzonder
de Algebra met vraagstukken, die ik om
het ander jaar veranderde, te verrijken. Dan
handelde ik eens over de lijfrenten, dan over de
Hol- en Brandspiegels ter geleegenheid van de Algebra
adplicata enz. Alle jaaren heb ik op de gewoone
plaats der Akademie bekend gemaakt, dat
ik bereid was de hoogere Mathesis te expliceeren.
Ik zoude mij met vier toehoorders vergenoegd
hebben. Egter is het mij slegts tweemaalen gelukt
om in dezelve een ordinair Collegie te houden,
behalven privatissima en publieke lessen: ik
moet niet vergeeten, mijne leezers te waarschouwen,
dat ik behalve dit jaarlijks Collegie de
Astronomie, Logica en Methaphysica onderwijze,
schoon ik eigenlijk niet beroepen ben om de
Philosophie te doceeren; ook wilde ik mij gaarne
daarvan ontslaan, indien de Mathesis mij meer bezigheden
kon geven; ik onderwijs wijsgeerte,
om dat men mij niet van nalatigheid beschuldigen
zoude, ondertusschen hebben de wijsgeerige lessen
mij belet, meer vorderingen in de wiskunde
te maken, die mij in de eerste jaaren mijner
jeugd heeft nagelachen. De publieke lessen houde
ik stipt, volgens gebruik, wanneer ook slegts
twee toehoorders dezelve willen volgen. In de
publieke lessen geeve ik aan de beminnaaren
der Wiskunde de gelegenheid om zich in dezelve meer
[pag. 13]
en meer te oeffenen. Om het andere jaar, behandele
ik een moeijelijke stof uit de Astronomie,
die ik in het ordinair Collegie hebbe moeten
overslaan, gelijk de theorie van de Maan, de
Eclipsen, enz. Ook heb ik eens over de verhevene
Astronomie, en de Mechanica publiek gedoceerd.
Eens heb ik de lessen over de gewoone
Mechanica, en de Optica gegeven; eens over de lijfrenten
en Weduwe Societeiten, verscheiden reizen
over de Trigonometria Sphærica nevens de formulæ
Trigonometricæ, en over de kegelsneeden. Ik maake
geene volstrekte bepaling omtrent de publieke
lessen, terwijl ik aan mijne geoeffender toehoorders
de vrijheid geeve van eene stof te verkiezen.
Mijn stoute Patient zal mogelijk hier over grimlachen,
dat zijn Geneesheer wel met veele recepten
en Medicamenten pronkt, maar dat hij nog
geene beterschap bespeurt. De Patient moet begrijpen,
dat hem eene ingekankerde ziekte kwelt,
die door de besmette lugt van het wonderjaar
kwaadaartig is geworden. Hij moet een weinig
geduld hebben, de lugt zal wel eens ophelderen,
post nubila Phoebus. Zodra de wind zal veranderen,
vermits de Patienten, die aan de Influenza
laboreeren, de verandering van het weer, volgens
den bovengenoemden Doctor Lentin, zeer gevoelig
zijn, zal hij ook ras met den wind veranderen.
Indien nu de Patient deeze geneesmiddelen als
kwakzalverijen en beuzelpraat verwerpt, zal ik
de toehoorders, die mijne publieke en private lessen
[pag. 14]
hebben bijgewoond, vriendelijk verzoeken,
dat zij gelieven, door schriftelijke getuigenissen,
de waarheid van mijne gezegdens te ondersteunen.
Bespeurt hij nogthans geene beterschap, zal ik
geweldige middelen moeten gebruiken. Hij zal
dagelijks tweemaal, bij Zons op- en ondergang,
met een Batterij van vijftig stukken, moeten
geëlectrificeerd worden, en dagelijks tegen drie
uur zal men hem twee drachmen vaste lugt tusschen
vel en vleesch inspuiten, dan mag hij
zich met die kunstjes vermaken.
Er schiet nog een klein Sijmptoma over, (er
blijven nog wel andere Sijmptomata over, maar
die zal ik bij eene nadere gelegenheid bespiegelen.)
De Patient heeft schrikkelijk geijld en gemaald
over de nieuwe Methode, welke ik zedert
het begin van het wonderjaar gebruikt hebbe, om
de Mathesis te doceeren. Misschien meende hij,
dat ik ook besmet was. Ik heb mij reeds in de
Voorrede van het vierde deel van de uitgelezene
verhandelingen over die zaake verklaard, ook wel
bijzonder met oogmerk om hem een preservatif
middel aantebieden, vermits ik reeds voor
dien tijd eenige dispositie tot de Influenza aan
hem waargenomen had. Thans tot zijn Geneesheer
geroepen zijnde, is het mijn pligt, over dit
geval een breedvoeriger Consult te geeven, tevens
omdat ik deeze Methode ook in dit jaar weder
beproefd hebbe.
[pag. 15]
Berigt nopens de nieuwe Methode, van welke
ik mij zedert het begin van het jaar 1784.
in mijne Mathematische Collegien be-
diend hebbe.
Ondervonden hebbende, dat de liefhebberij
der Wiskunde, na het eindigen der zes boeken
van Euclides en der eenvoudigste equatien, bijkans
alle jaaren merkelijk begon te verflaauwen; en
dat inzonderheid met het begin van de jaaren 1782,
en 1783, naauwelijks twee of drie toehoorders
overbleeven, wierd ik daardoor bewogen om het
vervolg der Meetkunde en de Algebra op eene
nieuwe, en was het mogelijk, op eene interessante
manier te verklaaren. Om reedenen, die ik
verzwijge, vermits zij weinig tot de genezing
van den Patient zullen toebrengen, kon ik mij ook
niet veel van het Collegie tegen het begin van 't
Jaar 1784 belooven; zo dat ik besloot het zelve
met het halve Akademiejaar, in de maand Februarij,
naa het eindigen der zes boeken van Euclides
en der equatien van de eerste magt, te sluiten;
na alvoorens dit voornemen naa de wintervacantie
aan de Akademie op de gewoone wijze
bekend gemaakt te hebben. Ik had geen afgebrooken
werk gedaan. Kenners der Wiskunde
weeten, dat de Arithmetica, de zes boeken van
Euclides en de eenvoudige equatien de eerste
grondbeginzelen der zuivere wiskunde zijn, dat
men reeds met behulp van deeze grondbeginzelen
[pag. 16]
de voornaamste stoffen van de Experimentaal Physica
kan begrijpen. Dus verbeeldde ik mij niets teegen
mijne pligt gedaan te hebben. In tegendeel meende
ik ter goede trouw gehandeld te hebben; de verandering,
die ik omtrent mijn Mathematisch Collegie
hebbe gemaakt, is niet tot mijn voordeel geweest. Het
nadeel, dat ik daardoor in 't vervolg zal lijden,
zal mij niet tegen houden om mijn ontwerp uittevoeren,
indien ik maar het genoegen genieten
mag, om de beoeffening der Wiskunde te bevorderen.
Voor het overige meende ik ter goede
trouw, dat een Professor zulke schikkingen met
zijnde Collegien kon voornemen, als hij het voor
zijn geweeten en voor het Publiek verantwoorden
kan. Anders ware een Professor ongelukkiger
dan een Dorp Schoolmeester. Overeenkomstig deze
bedoelde verandering van het Mathematisch Collegie
heb ik ook van het begin van dit Akademiejaar
tot den 10 Februarij van dit lopende jaar de Arithmetica,
de zes boeken van Euclides en de eenvoudige
equatien afgedaan. Vervolgens heb ik
het Privatissimum gehouden. Ik noem het een Privatissimum,
vermits ik niet meer dan veertien toehoorders
kan toelaten. Dit getal is alleen geschikt
om dit Collegie op die wijze, als ik beschrijven
zal, met nuttigheid te houden. Ook is dit getal
groot genoeg; dewijl het in twee en twintig
jaaren niet gebeurd is, dat na de maand Februarij
veertien toehoorders mijne lessen gestadig bijgewoond
hebben. Maar zoude de liefhebberij van
[pag. 17]
de Mathesis onverwagt toeneemen, dat er meer
dan veertien geoeffende liefhebbers om het Privatissimum
bijtewoonen, zich lieten vinden, ben
ik bereid dit Collegie tweemaal te houden. Bij
het openen van het tegenwoordig Privatissimum
heb ik mijne toehoorders, onder het voorleezen
van de voorwaarden, duidelijk te verstaan gegeven,
dat ik genegen was, behalven die geenen,
welken ik verzocht had, een getal van veertien
toehoorders toetelaaten; mits zij zich ten mijnen
huize geliefden te vervoegen, om hen te beproeven,
of zij in staat waren van het Privatissimum
gebruik te maaken. Niemand heeft zich
bij mij aangegeven, en ook niet allen, die ik verzocht
heb, zijn gekoomen. Mijn Patient moet
misschien in de Stad Utrecht tot het gerucht aanleiding
gegeven hebben, dat ik maar zoo den een
of ander tot dit Collegie toeliet. -- De
Influenza is eene wonderlijke ziekte, zij is als
een loopend vuur. --
Naa deezen langen uitstap, dan mijn Patient
is woordenrijk, spreekt met eene Professoraale
zekerheid en daarom beschuldigt hij mij van duisterheid,
en oppervlakkige kennis, terwijl ik weinig
woorden maaken en ter zaake overgaan; nu naa
deezen langen uitstap, dien ik gedaan heb om
mijn langdraadigen Patient eens te voldoen, zal
ik het ontwerp van het Privatissimum open leggen.
Dit Collegie is daarin onderscheiden van de gewoone
[pag. 18]
wijze van doceeren, dat ik het Compendium
niet in een gestadige redevoering uitlegge.
Ik ondervraag mijne toehoorders, die het
Compendium beurtelings voorleezen, dikwijls
naa de reedenen van de gesteldens. Zij kunnen
hunnen zwaarigheeden opperen. Wij werken met
elkanderen. Wij onderhouden ons vriendelijk
over de Mathesis, dan in het Latijn, dan in het
Duitsch. Ik overzie de voorbeelden, de vraagstukken,
die mijne toehoorders, het zij in de lessen,
of t'huis hebben uitgewerkt. Nu begrijpt
de Patient wel, dat ik een groot getal toehoorders
op die wijze niet gemakkelijk kan bestuuren.
Ook gelieve hij te weeten, dat wanneer de Mathesis,
zich verder dan over de zes boeken van
Euclides uitstrekt, dezelve niet voorspoedig voor
een groot getal toehoorders kan gedoceerd worden.
Hij begrijpe tevens, dat ik op deeze wijze
meer zaaken kan afdoen, dan op den gewoonen
trant.
Om dit Privatissimum te kunnen volgen, behoort
men de zes boeken van Euclides en de eenvoudige
equatien en de rekening der magten te
verstaan, om dat ik de Geometrie vervolge, en
verders de Radicaale grootheden, vierkante equatien,
progressien en logarithmen, en vervolgens
de Trigonometrie verhandele. Twee of drie lessen
worden weekelijks over de Algebra en een
of twee lessen over de Geometrie gehouden. Om
nu deeze voorwerpen, die de meesten droog vinden,
[pag. 19]
interessant te maaken, heb ik bij ieder
hoofdstuk toepasselijke vraagstukken uit de Mechanica
en Hydraulica gevoegd. De keus van
deze bijvoegzelen is mij moeijelijk gevallen, om
dat ik de oplossingen en verklaaringen overeenkomstig
met de kundigheden van eerst beginnende
liefhebberen der Wiskunde moest inrigten, en
tevens deeze vraagstukken in een zeker verband
schikken. Ik onderstel ook niet meer dan de
eenvoudigste beginzelen der Natuurkunde. Zoo
bieden zich dus de Physica en de Mathesis de handen.
Zo kan dus de Mathematicus den Physicus,
zo wel als de Physicus den Mathematicus beproeven,
egter moet dit zonder het graaven van een
put geschieden. In dier voegen heb ik het voorleden
jaar de equatien van de eerste magt op eene
volledige beschowuing van den Hefboom toegepast;
vervolgens wierden de vierkante equatien
verzeld met vraagstukken over het vallen der zwaare
Lighamen, over de beweging van twee ongelijke
Lighamen om een katrol loopende, over
de werktuigen, die door menschen of dieren bewogen
worden, over de wrijving der raderen,
over den Cabestan; hier bij voegde ik eenige
voorbeelden over klei en suiker- moolens,
en de daar meede verknogte trafiquen. Het gebruik
der Arithmetische Progressien wierd door
de persing van het waater tegen regt opstaande
vlaktens aangewezen, -- iets over het meeten
der hoogtens door middel van den Barometer. De
[pag. 20]
uitmeeting der vlaktens en lighamen wierd toegepast
op de lugtballen, op het zwemmen met
een gordel, op de raderwerken, en iets over
de Horlogien. Naar de Paas-Vacantie, heb ik
alle Woensdagen van vier tot zes uur, de Theorie
en de Practijk van de Perspective verklaard.
Wij hebben teekeningen gemaakt; en vervolgens
de grondteekening van een huis vervaardigd;
en bij die gelegenheid iets over de verdeling
van een gebouw zeggende, heb ik dit Collegie
met eene korte beschouwing der vijf Bouworden
beslooten.
Schoon ik zedert den 11 Februarij van dit jaar
het Privatissimum hervat heb, zijn de toepassingen
van de Algebra en Geometrie zeer onderscheiden
geweest van die van het voorleeden jaar.
Het gebruik der eenvoudighe equatien is door de
botzing der harde lighamen aangewezen, nevens
eenige toepassingen van de medeeling der beweging,
bij voorbeeld door den Hefboom; dit gaf aanleiding
tot het bepaalen van het zwaarte punt van
een Sijstema van lighamen; vervolgens wierden
vraagstukken opgegeven over de botzing tegen
lighamen, die om een vast punt draaijen, en dus
over de momenta inertiæ, en over het centrum
oscillationis van een zamenstelzel van lighamen.
De leere van de Radicaale grootheden en de vierkante
grootheden verhandeld zijnde, heb ik eenige
proeven van de differentiaal en integraal rekening
gegeven, dewijl deze rekening ook zeer
[pag. 21]
geschikt zijn om zich in de Calculus Litteralis te
oeffenen. Tot dien einde heb ik slegts de differentialen
van de potensen zo wel der enkele als
der zamengestelde grootheden, en vervolgens de
integraale formulen, als
f xmdx en
f dx (a +
x)m/n
betoogd. --
Mij dunkt ik hoor de Patient schaateren
van lachen. -- Hij wrijft zich met den vinger
onder den Neus -- wat gebeurt 'er? -- 't is een
risus Hyppocraticus. -- O, Docter, wat schept gij
voor kost? Welke wonderlijke mixturen en Tincturen
ordonneert gij? de hooger Mathesis met de
vierkante equatien. Welke verwarring! -- bedaar
een weinig, struikelt niet over de hooger
Mathesis; klim niet, blijf beneden, gij hebt
zoo even geleezen, dat de hooger Mathesis aan
een steilen berg gelijkt. Herdenk, tolluntur in
altum ut lapsu graviori ruant. De hooger Mathesis,
die ik dan aangeraakt heb is maar een dal van
dien hoogen berg, daar kunt gij ook gaan wandelen,
wanneer gij begint te beeteren. Uw geneesheer
gelooft, onder verbetering, dat 'er verwarring
plaats heeft, wanneer de volgende stellingen
en redeneringen met de voorgaande in
geen verband staan, zodanig, dat men geene
uit deeze niet kan afleiden. Nu kunt gij gemakkelijk
gelegenheid vinden om mijn beknopt
Dictata te leezen en dan over het verband mijner
lessen oordeelen. Deze Dictata, luister wel toe,
[pag. 22]
zijn beknopt, dewijl ik dezelve met ophelderingen en
voorbeelden verklaare. Maar dat ik
van den gemeenen trant iets afgeweken ben, dat
strekt niet tot mijn schande; of meent gij, dat
een Professor verpligt is zijne lessen alle jaaren
ex officio weder optezeggen, zonder een jota te
veranderen. Dit past een Cathechiseermeester,
maar geenzins een Hoogleeraar. Ik ben van dien
inborst, dat ik mij niet gemakkelijk door gemeene
vooroordeelen, algemeene modes laat vervoeren.
Had gij deze gesteldheid, gij zoudt met de Influenza
nooit besmet geworden zijn.
Maar verder, ik vergenoegde mij niet met die
zoo genoemde hooge rekeningen te ontcijfferen,
ik toonde door voorbeelden, hoe men dezelven in
de Mechanica en Hydraulica kon gebruiken. Ten
dien einde heb ik over het rijzen en vallen der
lighamen, over de persing van het water tegen
de dijken gesprooken, en bij gelegenheid
dat nuttig vraagstuk opgelost, om uit de gegevene
hoogte, en de buiten- en binnen-doceering
van een dijk, de breedte van deszelfs kruin te
vinden. Verders heb ik door die hooge Mathesis
de dikte van een muur bepaalt om tegen get
water of tegen een wal van aarde staande te blijven.
Voorts heb ik zonder op dien hoogen berg te klouteren,
vertogen laten zien, over de sterkte der
balken, over het zeilen der Scheepen; en over
de gewelven &c.
De onderwerpen betrekkelijk tot het elfde en twaalfde
[pag. 23]
boek van Euclides en de Trigonometrie heb ik
onafgebrooken zonder toepassingen verklaard, behalven
eenige vraagstukken nopens het meeten van
hoogten, van afstanden, en het vervaardigen van het
plan van eene Stad of niet veruitgestrekt land. De
uitmeetingen der lighamen volgens het twaalfde
hoofstuk der Geometrie, heb ik door de Methode
om de zwaarte van een schip te bepalen, en
den inhoud der hoofdgracht van eene vesting,
van den wal en van het Parapet te meeten, opgehelderd.
Na de Paasvacantien heb ik, gelijk in het
voorleden jaar, aan mijne toehoorders aanleiding gegeven,
Geometrische tekeningen te maken, niet
verzuimende de toepassingen der Algebra en der
Geometrie aantewijzen, wanneer dezelve kunnen
plaats grijpen. Te dien einde heb ik alle
woensdagen van vier tot zes uuren de Fortificatie
bij wijze van schetsen verklaard. Over deze lessen
zal ik de eert hebben mijn Patient nader te
onderhouden.
Uit dit gegeven berigt kan de Patient begrijpen,
waarom ik deze Consultatie niet dan kort
voor de Vacantien kon wereldkundig maken; ik
diende te weten, welke voorwerpen ik in dit
Akademiejaar kon verhandelen, anders zou ik
niet nagelaten hebben aan zijn Ed. begeerte spoediger
te voldoen.
Verders blijkt uit dit berigt, dat de toehoorders,
welke twee jaaren dit halfjaarlijks Privatissimum
[pag. 24]
bijwoonen, behalve de Algebra en
Geometrie, een voorraad van nuttige Mechanische
en Hijdraulische leestelzels kunnen opdoen, zodanig
dat zij op deze leerstelzels voortwerkende,
in staat gesteld zijn om door eigen vlijt te vorderen.
Mijn Patient gelieve in 't voorbijgaan te
overwegen, dat mijn toehoorders (N.B.) niet
begeren Mathematici ex professo te worden. Indien
nu de Patient mij door zijne besmettelijke ziekte
geene hinderpalen in de weg legt, om dit Privatissimum,
't welk hij niet verduren kan, in 't
vervolg te houden, zal ik het zelve verbeteren,
en ook het zamenstelsel van het zelve in 't ligt
geven. Voor dat ik dien stap doe, zal ik deze
Methode aan het oordeel van binnen- en buitenlandsche
vermaarde wiskonstenaren onderwerpen,
om mij van hun raad tot volmaking van dit werk
te bedienen. De Patient als Patient kan niet kwalijk
nemen, dat ik hem niet om raad zal vraagen,
immers behoorde hij eerst genezen te zijn. Vermits
nu zijne genezing waarschijnlijk niet spoedig zal
voortgaan, kan ik op dezelve niet wagten.
Ik vlei mij eene opregte opening van mijne
bezigheden gegeven te hebben. Het ware wenschelijk,
dat de Patient zijne daden ook wilde
onbewimpeld aan den dag leggen. Hij kon mij
in staat stellen meer Sijmptomata waar te nemen,
waarvan zijne spoedige genezing zal afhangen.
Tot dien einde dage ik hem uit voor de oogen
van geheel Nederland, dat hij gelieve zijne
[pag. 25]
daaden Schetswijze bekent te maken, bijzonder
in zulke gevallen, wanneer hij door de Paroxismus
vervoerd, iets nieuws meende gedaan te
hebben, 't welk inderdaad ouderwets is, maar
aan 't welke zijne verhitte verbeelding een nieuwen
naam geleend heeft. Om hem eindelijk te
overtuigen, dat ik alles doen wil, wat in mijn
vermogen is, om hem van zijne ongesteldheid te
herstellen, zal ik het aanstaande jaar een nieuw
Collegie houden, van het welk ik de eer zal hebben
aan zijn Ed. het ontwerp openteleggen,
hoopende dat men eindelijk zal nalaaten mijne Collegien
door allerlei kunst- en vliegwerken te
benadelen.
Berigt nopens een Collegie over de Krijgskunde,
Fortificatie en Marine, 't welk ik in het aan-
staande Akademiejaar in 't Duitsch of
Fransch zal beginnen.
Reeds in 't voorleden jaar heb ik aan mijne
toehoorders mijn voornemen te kennen gegeven,
dat ik in dit jaar de tekeningen van de Perspective
met die van den vestingbouw wilde verwisselen, en
dat ik dit beurtelings om het andere jaar wilde
hervatten.
Maar ik had in dien tijd geene gedagten van
een formeel Collegie over de Fortificatie en Krijgskunde
te onderneemen. Onder het lezen der Memorie
van den Heer Generaal de Moulin gevoelde
[pag. 26]
ik mij zeer getroffen door die juiste aanmerking
over het verval van de krijgskunde, dat de Krijgslieden
geene gelegenheid hebben om zich in die
grootsche wetenschap te oeffenen.
Dit gebrek aan Militaire Schoolen, die egter
in alle staaten worden onderhouden, is buiten
tegenspraak. Niet tegenstaande mijne geringe
kundigheden in het Militaire, voelde ik
mij egter sterk aangezet om dezelven, bij gebrek
van iets beters, ten welzijn van Nederland,
dat ik als mijn dierbaar Vaderland waardeer, te
besteden. Met de uitvoering van dit stout voornemen,
hield ik mij bezig gedurende de wintervacantien,
ik begreep wel, dat ik niet in staat zoude
weezen, om terstond aan Heeren Officieren en
Ingenieurs een volmaakt onderwijs te geeven.
Maar overdenkende, dat onze Akademische Burgers,
die zich aan de regten toeweijen, behalven
de Pandecten, eene algemeene kennis van het Militaire
en van de Marine dienden te verkrijgen,
beraamde ik middelen, om eene Encijclopedie, om
zoo te spreeken, van die Wetenschappen ten nutte
van de Akademische jeugd optestellen. De lessen,
die ik over de Fortificatie na de Paas-vacantien
houden wilde, gebruikte ik als middelen om mij
zelve te beproeven, of ik iets daaromtrent uitvoeren
kon. Ik zal van die lkessen eerst een kort
verslag doen voor dat ik het ontwerp van
het bedoeld Collegie bekent maake. Ik heb in
die lessen de verre uitgestrektheid der verhevene
[pag. 27]
kundigheden van den Militair afgeschetst.
Al 't geen tot den Oorlog op 't land betrekkelijk
is, kan onder drie hoofdeelen gebragt
worden, namelijk onder de Krijgskunde, de Fortificatie
en Artillerie; de Krijgskunde bevat niet
alleen de Tactica, maar ook de Militaire Evolutien.
Het Manuaal ondersteld zijnde, als een werk van
enkele praktijk, heb ik de Evolutien in eenvoudige
en zamengestelde verdeeld, volgens eene
gemakkelijke Methode de voornaamste Evolutien
om zoo te spreeken in 't kleine betoogt, ook
zommige door Mathematische bespiegelingen opgehelderd.
De Tactica bevat niet alleen de kundigheden
van een Armee in orde van Bataille te rangeeren,
en eene Bataille wel te dirigeeren. Maar
ook voornamelijk moet een Generaal kundigheden
hebben, van de Convoien, Retraiten en Campementen;
deze drie stukken wierden met voorbeelden
opgehelderd. Over de Tactica spreekende, heb ik
van de zeven ordens van Batailles volgens Vegetius
kortlings meldign gemaakt, en de schikkingen
van eene Bataille, de Manoeuvres en de verscheidene
Dispositien, die gedurende eene Bataille van
Lowositz, waar de Koning van Pruissen over de
Oostenrijkers den 1 October van het Jaar 1756 een
heerlijke zege behaald heeft, volgens eene gemakkelijk
Methode, vertoond. Om het onderscheid
tusschen eene Bataille en Actie of Affaire
te doen begrijpen, wierd de Actie tusschen een
[pag. 28]
Corps Pruissen en een gecombineerd Corps Franschen
en Oostenrijkers, bij Gotha in het jaar
1757 tot een voorbeeld aangehaald. -- Vervolgens
begonnen onze zamenkomsten, over den
Vestingbouw met de grondtekeningen en het
Profit van eene Vesting zonder buitenwerken,
volgens het oud Hollandsche Sijstema van Freijtag.
Hier wierd de gelegenheid om de verschillende gevoelens
der Ingenieurs omtrent de grootte en plaatzing
der gedeeltens eener Vesting te beoordelen,
niet verzuimd. Vervolgens wierd eene Vesting
met Ravelijnen en Contregardes getekent, om iets
over de buitenwerken aantehalen. Deze lessen
zijn met de tweede manier van versterken van
Vauban besloten. Ik heb dezelven in 't Duitsch
gehouden, om geen ongewoon werk te ondernemen,
wanneer ik mijn oogmerk om het bedoeld
Collegie ter uitvoer te brengen, zoude bereiken.
Die lessen kunnen tot eene proef verstrekken
voor de geenen, bij welke ik zedert twee
jaaren te Utrecht door mijn Patient in minagting
geraakt ben. Ook moest ik noodzakelijk eene
proef doen, nopens eene zaake, waarvan niemand
weeten kon, dat ik 'er eenige kennis van had.
In dier voegen ben ik voornemens het bedoelde
Collegie met de Fortificatie te beginnen, en
vervolgens zal ik over het aanleggen der Mijnen,
over de Irreguliere Fortificatien spreeken; niet
vergetende de berekening der kosten die tot het bouwen
van Vestingwerken vereischt worden; in de
[pag. 29]
daad een gewigtig artikel. De Veld-Fortificatie,
die over het gebruik en het aanleggen der Veldschantzen
handelt, zal ook in aanmerking komen.
De Defensie en Attaque geeft aanleiding over de
Krijgskunde te spreeken, dan zal ik melding
maken van de vereischte toebereidzelen tot de
verdediging eener Vesting. Eindelijk behoorde
men iets van het gebruik der Artillerie te
weeten.
Het tweede deel van het voornoemd Collegie
zal eene korte aanwijzing tot de Marine bevatten.
-- Mijn Patient zal mij al weer in het
vaarwater komen? Wat verstaat tog eene Geneesheer
van de Marine? Ik vlei mij van de Marine
meer kundigheden te hebben, dan van de
Krijgskunde en Fortificatie. Hij cum suis kan
daaromtrent het vijfde en zesde deel van mijn
Cursus Matheseos adplicatæ zien, en hij zal
bevinden, dat de beste Schrijvers mij niet onbekend
zijn. Er zijn drie voorname takken van de
Marine; de scheepsbouw, het Manoeuvrerev der
Scheepen en de Stuurmanskonst of Navigatie.
De drie hoofdeelen zal ik verklaaren volgens
mijn Cursus egter op eene eenvoudiger wijze.
Het algemeen vooroordeel schijnt de kundigheden
van de Marine enkel binnen den naauwen kring
van de Navigatie te bepaalen. Is 'er geen onderscheid
tusschen een Surinaams Vaarder en een Oorlogs-Schip?
geen onderscheid tusschen een Stuurman
en een Zee-Officier? Onze Politieke schrijvers
[pag. 30]
hebben het bestuur van Koopvaardij-Scheepen
met dat van Oorlogs-Scheepen onvoorzichtig verward.
Een Zee-Officier behoort, behalven de Navigatie,
kennis van den Scheepsbouw en van het
Manoeuvreeren te hebben, hij moet zo wel Scheepen
tekenen, als een Land-Officier Vestingen en
situatien van legerplaatzen.
Dit is het ontwerp van het Collegie, 't welk
ik met het begin van het aanstaande Akademiejaar
aan de Burgers van onze hooge school aanbiede,
om het in 't Duitsch of Fransch te houden.
Ik zal tragten hetzelve in een half jaar te
eindigen, weeklijks twee uuren, om den tijd,
tot andere bezigheden besteed, aan de weetgierige
jeugd niet te ontrukken. Ondertusschen
zal het Jongelingen, die na Politieke ampten
streeven, niet berouwen op zoortgelijke Collegien
den tijd besteed te hebben. Ik misprijze
niet, dan men zich op het Roomsche Regt toelegt,
maar dat de Akademische jeugd niet anders
dan die kennis verkrijgt, moet voor haar
zeer nadelig zijn. Vermits het eene bepaalde
Wetenschap is, louter theorie, zonder applicatie;
eene Wetenschap, waardoor men den mensch en
de menschelijke Industrie niet kennen leert. Onder
vijf Studenten in de regten is naauwlijks
een, die zich voor het pleiten of tot een Ampt
voor de Hoven van Justitie wil bekwaam maken.
Hoe veele Politieke Ampten zijn 'er nu buiten
deeze, die geene diepe kennis van de Pandecten
[pag. 31]
vereischen? De Hooge Collegien van den Raad
van Staaten, van de Admiraliteit, van Heemraaden,
van Bewindhebber vereischen andere kundigheeden.
Het is zo nadelig voor 't Land als voor de
Wetenschappen, dat men de Studenten in de Regten,
zonder onderscheid, onder den last der
Pandecten doet bezwijken.
Ik kan niet nalaten de Heeren Studenten, die
dit Collegie met vrugt wilden bijwoonen, te
waarschouwen, dat zij de Geometrie, Trigonometrie
en iets van de Algebra moeten weeten. Ja
willen zij de Navigatie leeren, dan behooren
zij eenige kundigheden van de beginzels der Astronomie
te bezitten, anders kan dit Collegie
in geen half jaar geeindigd worden.
Gelukte het mij voor Heeren Officieren, in den
Zee of Land-dienst, een Collegie te houden, zoude
ik in een grooter detail van die Wetenschappen
moeten treeden. Om nu ook een grooter voorraad
van kundigheden, bijzonder in de Fortificatie
optedoen, zoude het mij aangenaam wezen, indien
ik daaraan voor de maand Augustus kon verwittigd
worden.
Gelukkig, driewerf gelukkig, indien ik door
deze mijne geringe pogingen aanleiding kon geven,
dat 'er in de voornaamste Akademien van
Nederland, Leeraars in de Fortificatie, Bouwkunde
en Marine benoemd wierden! De Patient
moet zich niet verbeelden, dat ik dit schrijve,
om op eene bedekt wijze een tijtel of verhoging
[pag. 32]
van Tractement te Solliciteeren. Neen --
de Hemel is mijn getuige. Ik verfoei baatzucht
en slinksche streeken. Ik ben vergenoegd met de
belooningen van Heeren Curatoren, overtuigt zijnde,
dat Hun Edele Groot Achtbare ieder Leeraar
volgens zijne verdiensten belonen. Mijn geweeten
zoude mij verpligten, aangezien mijne geringe
kundigheden, voor een Professoraat in
de Fortificatie en Bouwkunde te bedanken. Maar
dewijl 'er in Nederlands Akademien geene gelegenheid
is, kennis van Militaire Wetenschappen
en van de Marine te verkrijgen, biede ik,
uit liefde voor Nederland, mijne geringe pogingen
aan. Ik geloof, dat het beter is, iets te
weeten dan niets. Indien zich iemand opdeed,
die te Utrecht de Fortificatie en de Bouwkunde
wilde onderwijzen, ik zoude hem niet in de weg
zijn; maar hem de hand bieden en van mijn voornemen
terstond afzien.
Ondertusschen is het mij niet onbekend, dat de
Hooggeleerde Heer Ypeij, vermaard bevorderaar
der Fortificatie, deze nuttige Wetenschap met
luister gedoceerd en veele bekwaame leerlingen
gemaakt heeft; egter heb ik vernomen, dat zijne
Hoogel. wegens den aannaderenden, roemelijken
ouderdom die lessen zedert eenige jaaren niet
meer kan waarnemen.
In het tweede stuk zal ik de uitwerkingen mijner
geneesmiddelen bekend maken, maar het zal na
gedagten, niet voor de Maand November, of tegen
[pag. 33]
het afvallen der bladen uitgegeven worden.
Ik meen dit werkje om het halve jaar te vervolgen.
De Patient zal mij mogelijk stofs genoeg
daartoe verschaffen; te dien einde daag ik hem
andermaal uit, dat hij opening van zijne
boeken geeve, dat hij zijne daaden, en bijzonder
die hij zedert October uitgevoerd heeft,
slechts zo eenvoudig als ik de mijnen bekent make.
Wanneer hij nu zijne daaden opregt beschreven
heeft, zal ik ook mijne bezigheden naauwkeuriger
openleggen. Hij zal mij dus gelegenheid
geven om meer Sijmptomata te ontdekken, en
mijne Cur met beter gevolg te doen: maar blijft
hij agter den put schuilen, dan laat ik hem aan
zijn droevig noodlot over. Hij ziet immers, dat ik
zijne genezing zeer behartige, ik heb met hem,
gelijk het voor Patienten betamelijk is, in een
zachten en vrolijken toon gesproken, en op dien
toon meen ik de volgende stukken optestellen.
E I J N D E.
Voetnoten:
(a) Vide, Rossijn, orationem inauguralem de humanitate &c. Ao.
1766 pag. 29. Neque enim omnes, quos suus as scientias principes animus vocat,
in abditissima Phijsices adijta penetrare jubeo, neque adeo unicam humanitatis
viam perarduos illos, quos paucibene conscendunt, Mathematicorum sublimiorum
montes ducere crediderim &c.
(b) Ja ik mag mij beroepen op de voordeelige uitspraak van
mijn Collega Rossyn over mijne kundigheden. Zijne Hooggeleerde heeft in zijne
Inauguraloratie 1775, pag. 47, dus van mij gesprooken, Vir tuis in rem
Mathematicam meritis Toto terrarum orbe celeberrime.
(c) Beobachtungen der Epidemischen krankheiten van
Lentin - Dessau 1783. De vermaarde Geneesheer, S. 8-15., spreekende over
de Influenza, merkt aan, dat de Noord-Oosten wind eene vogtige lugt,
gelijk de lugt in wijnkelders is, voortbrengt. Hij ordonneert poeders uit
salpeter, campher en Thee uit vlierbloemen, ook
vesicatoria tusschen de schouders, wanneer de Patient steekten in de
borst gewaar word, of wel vomitoria bij Hoofdpijn.