Byzondere Uitwerkzelen

van de

Influenza,


en

De Geneesmiddelen tegen die besmettelijke
ziekte, tot waarschouwing van veelen, beschreeven door


J.F. HENNERT.
Professor in de Philosophie en Mathesis te Utrecht.


EERSTE STUK.


Te Utrecht,
By A. van Paddenburg, Akademie Drukker.
MDCCLXXXV.




Aanvullende gegevens:
Onder het motto: Wie de Schoen past, mag denzelven aantrekken schreef de Utrechtse wiskundehoogleraar J.F. Hennert dit pamflet van 33 pagina's onder de curieuze titel Byzonder Uitwerkzelen der Influenza, dat een bijzonder scherpe en sarcastische verdediging behelst jegens aantijgingen aan zijn adres aangaande het door hem te Utrecht verzorgde onderwijs. Een voor het universitair onderwijs in die tijd zeer verhelderende tekst.
Ludeman, waar een paar malen in de tekst naar verwezen wordt, was een in de achttiende eeuw vermaard astroloog, die met een aantal publikaties nogal publiek wist te trekken. Tussen neus en lippen door steekt Hennert de draak met hem. De stijl van het geschrift is volgens de toenmalige medische gevalsstudies, mogelijk omdat N., waartegen Hennert zich richt, een medicus was.
De voetnoten zijn hier opgenomen als eindnoten -- de nummering is behouden.



Verdeedigingen te schrijven in een tijd, waar in de gemoederen niet geschikt zijn, om de waarheid met bedaardheid natespeuren, schijnt een nutteloos werk te zijn, ook vlei ik mij niet, dat deze Apologie op zulken mijner lezeren, die zedert ruim twee jaaren, nadeelige oordeelen over mijn gedrag vellen, eenigen indruk tot mijn voordeel mag maaken. Dierhalven verzoek ik mijne ongeneegene leezers, welker getal aanmerkelijk moet weezen, de eerste tien bladzijden overteslaan. Alle leezeren verzoek ik, hunne oogen te laaten vallen op het verslag van de Mathematische Collegien, die ik zedert twee en twintig jaaren gehouden heb, en vervolgens op een berigt van de Mathesis op eene nieuwe Methode te leeraaren, en eindelijk op de bekendmaaking van een Collegie, in de krijgskunde, vestingbouwkunde, en Marine, het welk ik in 't aanstaande Akademie jaar zal houden.


Verdediging, welke mijne ongeneegene leezers
gelieven overteslaan

Ik zal de Verdeediging, uit hoofde der tijdsomstandigheeden, op de zagtste wijze inrigten. [pag. 2] Niemand zal ik beschuldigen. Ik zal gelijk Romanschrijvers zoodanige gebeurtenissen onderstellen, die, als dezelve mij getroffen hadden, mij tot een verdeediging moesten noodzaaken, of ik zoude als een eerlijk man mijn ampt niet langer durven bekleeden. Gelijk Romans, Satijren en Allegorien zommige leezers zoo sterk kunnen treffen, dat zij zich verbeelden, hunne Charakters afgeschetst te zien; zo kon het gebeuren, dat mijne Verdeediging den een of den ander zoude raaken. Doch dit kan ik niet beletten. Het is zo de aart van soortgelijke schriften. Wien de schoen past, mag denzelven aantrekken.


Zonderlinge uitwerkzelen van de Influenza.

Teegen het einde van Ludemans wonderjaar of van het jaar 1784. (om de Chronologie kreunt zich de Romanschrijver niet, of iets in de maans October of November gebeurd is) heeft de Patient N. aan eenigen der Heeren Curatoren van de Utrechtsche Akademie over het houden van mijne Mathematische Collegien bezwaaren en klagten geopperd. Men dient, tot opheldering van het voorgevallene, te weeten, dat de Patient in zoodanige betrekking met mij staat, dat hij, verre van klagten over mijne Akademische bezigheeden uitteboezemen, mijne partij behoorde te omhelzen. Vermits nu de Influenza, waar meede het hart van den Patient deegelijk besmet is, in een [pag. 3] Morbus Chronicus kon veranderen, en ook voor anderen gevaarlijk worden, ben ik verpligt, hem tegen zijne aanhoudende kwaadaartigheid hartopenende en oplossende middelen aantebieden. Ik zal de voornaamste symptomata morbi kortlings beschrijven, en vervolgens de Curatio morbi opgeeven.


Nonnulla symptomata morbi

1) De Patient heeft, in den tijd van het afvallen der bladen, aan eenige Heeren Curatoren over het houden van mijne Mathematische Collegiën klagten ingebragt, zonder te vooren over zijne bezwaaren met mij gesprooken te hebben.
2) De Patient wilde mijne Mathematische Collegien op zich neemen; egter na een Lucidum Intervallum heeft hij daarvan afgezien, zich vergenoegende, dat men mij mogt helder de waardheid zeggen.
3) Heeft de Patient verzeekerd, dat mijne toehoorders niets van mijne lessen profiteeren, en dus onbekwaam waren om de lessen van mijne Collegen bijtewoonen; dat hij nevens drie boeren beeter een put kon graven, dan alle mijne toehoorders. De Patient heeft daarmede willen te kennen geeven, dat de waarheid bij hem diep in een put verzonken ligt, dat hij cum suis nooit voor een dag durft komen, dan bij het graaven van een put om anderen daar intedompelen. [pag. 4]
4) Dat ik niet meer dan de zes boeken van Euclides doceere, en dus mijne toehoorders niet in staat waren, om verheevener lessen bij te woonen.


Curatio morbi

Het eerste symptoma heeft mij op het gevoeligste getroffen; zonder hetzelve zouden de overige symptomata lachen en medelijden bij mij verwekt hebben. Kon ik ongevoelig blijven, zonder bij mij de Wel Edele Groot Agtbare Heeren Curatoren, wier protectie mij dierbaar is, van pligtverzuim verdagt te maaken? Ieder eerlijk man, die het minste gevoel van eer en dankbaarheid heeft, moet mij bijspringen. Nooit kan de Patient, al wierd zijn hart geneezen, nooit kan hij met een gerust geweeten ten grave nederdaalen. Dit symptoma moet ongelooflyk voorkomen. Het was betamelijk geweest, dat Hij, die met mij in zekere betrekking staat, zijn bezwaaren eerst aan mij had te kennen gegeeven; had ik hem niet voldaan, dan eerst kon hij met een beeter geweeten zijne klagten doen. Een afgrijselijke manier van Procedeeren, die een Jesuit moet verfoeijen, -- iemand aanklaagen, die men omtrent zijne beleedigingen, zijne overtreedingen niet heeft gewaarschouwd.
Voorwaar, zulk een symptoma was maar mogelijk in Ludemans wonderjaar. Liever wil ik het [pag. 5] aan de besmette lucht toeschrijven, dan aan baatzucht, die haare belangens poogde op mijne verneedering te vestigen.
2) Dat een bekwaam Collega mij diende bijgevoegd te worden, die met mij de Mathesis leeraarde, daarop heb ik niets aantemerken. Ware de Mathesis in ons Nederland zo bemind als in Vrankrijk, dan kon een Professor alle deelen deezer Weetenschap niet doceeren. Voor het overige is het niet buiten voorbeeld, dat 'er in andere takken der Wetenschappen door meer dan een leeraar word onderwys gegeeven, dus zijn 'er vier Professoren in de Theologie, twee in het Roomsche regt, twee in de Philosophie. Ik heb twee Professoren in de Physica, drie in de Historie, twee in het Grieksch te Utrecht gekend. Het moet tot luister eener Akademie verstrekken, wanneer eene Wetenschap door meer dan een Hoogleeraar geoeffend word; de naaijver word opgewekt; al hoewel 'er ook meer Cabaalen zouden ontstaan; doch daar is niets volmaakt onder de Maan. Waarom kunnen 'er geen twee Professoren in de Mathesis of in de Physica weezen? De een zoude de Physica exterior, de ander de interior doceeren. De Physica exterior alleen in kunstjes en hokus bokus bestaande, kon na het eeten van twee tot drie uuren gehouden worden, welke, meer op het vleesch dan op den geest werkende, tot de digestie bevorderlijk zoude zijn. De Physica [pag. 6] interior behoorde door een beroemd man gedoceerd te worden, om dat hij, uit hoofde van de moeijelijkheid der stoffe minder toehoorders zoude trekken, ook minder belooning dan zijn Confrater verdienen; dus voor meer verwijt blootgesteld zijnde, kon hij buiten zijne Akademie Stad, aan het Publikum, omtrent zijne kundigheeden appelleeren. Hoe gaat het (zonder Comparatie) op de Kermissen? De Kwakzalvers, Marionetten, Koordendansers trekken meer volk en verdienen meer dan de Toneelspelers.
3) Om te toonen, hoe de oorzaal van het derde symptoma kan weggenomen worden, zoude ik verscheidene mijner leerlingen kunnen noemen, die de Mathesis in Nederland leeraaren; en zich door schriften beter bekend gemaakt hebben, dan mijn Patient ooit doen zal. Indien hij niet schielijk door een glas roode wijn van de Influenza genezen word, zal hij zodanig uitteeren, dat hij niets buiten zijn dagelijks werk zal kunnen uitvoeren. Maar op welke Collegien heeft toch mijne Mathesis invloed? Hebben de Professoren in de Regten geklaagd, dat hunne toehoorders de bereekeningen de Quarta Falcidia, de pacto Antichrestio, de rescindenda emt. vendit niet verstaan? Hebben zich de Professoren in de Medicijnen bezwaard, dat hunne toehoorders de lessen over den omloop des bloeds, de beweegingen der Muskulen, over het gezicht, over het gehoor niet kunnen begrijpen? Bij mijne Theologische Collega's staa ik [pag. 7] bijzonder in een goed blaadje. De Litteratoren kreunen zich weinig om de Mathesis, 't is Atechnica. Eindelijk komt de Physica in aanmerking. Maar mijn Collega, de Hooggeleerde Heer Rossyn (a), wel wetende, met hoe weinig ijver en agting de wiskundige Wetenschappen in Nederland geoeffend worden, gebruikt de voorzichtigheid, geene onderwerpen te verhandelen, die op verheeven Mathematische beginzelen steunen. Zijn Hooggeleerde de uitmuntende werken van 's Gravesande en Musschenbroek volgende, behoeft ook geene andere Mathematische beginzelen te onderstellen, dan die jaarlijks te Utrecht betoogd worden, gelijk op bladzijde 11. beweezen is: 's Gravesande heeft geen gebruik van de Mathesis Sublimor gemaakt, en 'er zijn slegts twee of drie plaatzen in de Musschenbroeksche Natuurkunde, die men zonder de eerste beginzelen der Mathesis Sublimor niet wel verstaan kan. Deeze vermaarde mannen hadden ook de verhevener Mathesis tot hunne oogmerken niet noodig, zij behandelden de Mechanica, Hydraulica, en Optica wel Physice, maar niet Mathematice. -- Moet ik dus het ontstaan van dit [pag. 8] Symptoma ook niet uit het graven van den put afleiden?
4) Volgens het vierde sijmptoma zoude ik niet meer dan de zes boeken van Euclides verklaaren. Dit sijmptoma vereischt eene bedaarde Consultatie. Waarom zoude ik niet meer dan de zes boeken van Euclides doceeren? Dit moest ik of uit onkunde, of uit luiheid doen, of dit Sijmptoma moet als Prognosticon van gevaarlijke stuiptrekkingen, en ijlende koortsen aangemerkt worden. -- Non datur quartum. -- Schoon het een geneesheer niet betaamt, over zijn eigen kundigheeden te oordeelen, is hem egter geoorloofd, zonder zich aan het verwijt van verwaandheid en kwakzalverij bloottestellen, dat hij zich op zijne ondervinding, naarstigheid en geneezingen van Patienten mag beroepen. Kon ik mijn Patient van de Influenza geneezen, mijne praktijk zoude considerabel toeneemen. Ik durf mij dus veilig op mijne Mathematische daaden beroepen, inzonderheid in zulke gevallen, waar juist geene buitengewoone vermogens en uitgestrekte kundigheeden te pas koomen. Ik ben noch Boerhave noch Euler, al hoewel ik het onwaardeerbaar geluk genooten hen, een leerling van den grooten Euler te zyn. Ook schijnt men niet te begeeren, dat een Professor in de Mathesis een Euler, of een Professor in de Phijsica een 's Gravesande of Musschenbroek weezen moet. Het geluk dient ons gunstig te zijn. Niet tegenstaande den verren [pag. 9] afstand tusschen Euler en mijn Individu, kan ik mij, in dit geval, zonder verwaandheid, op mijne schriften beroepen. Ik wil niet pronken met drie prijsverhandelingen en twee Accesit, welke de geodkeuring van Euler, de la Grange en van andere beroemde Wiskunstenaars hebben weggedraagen. Het is genoeg, dat ik mij in dit geval op mijnen Cursus Mathematicus beroepe. Al verdient dit werk, uit negen deelen bestaande, slegts beneeden de middelmatige schriften gesteld te worden, zo zal een ieder, hetzelve ter loops doorbladende, kunnen zien, dat ik de beginzelen van alle deelen der Mathesis nagespoord heb, en dat ik bij gevolg iets meer dan de zes boeken van Euclides kan verklaaren. Ook zal men mij die geregtigheid doen, en mijnen Cursus voor den volledigsten houden, die zeedert vijftig jaaren uitgegeeven is (b).
Maar laaten wij het blad omkeeren. Men onderstelle, dat de Patient door mijne kunst geneezen wierd, en dat ik, gelijk het dikwijls aan de Geneesheeren gebeurt, door hem besmet zijnde, aan dezelfde Symtomata onderworpen wierd. -- Ei lieve, aan wie wilde hij toch appelleeren? -- [pag. 10] aan zijne buuren en aan zijne brakken. -- Men gelieve te weeten, dat de Patient, een liefhebber van de Jagt zijnde, brakken houd en dezelve zeer wel tot de vangst dresseert; zij kunnen wonderlijk keffen. -- Hier niet -- hier is het op zijn Hennerts. -- Hij is ook gelukkig op de Jagt. Egter moet hij beeter op de groote vangsten passen. Onlangs zijn hem beste Herten ontsnapt. -- Hij en zijne brakken keften hen naa, Apostaten! Apostaten! Maar zij toonden hunne kroonen en lieten zich niet door het keffen vervaard maaken. De Jagt is eene gevaarlijke beezigheid voor den Patient, vermits, volgens de waarneemingen van een vermaard Geneesheer (c), de vogtige lugt eene van de oorzaken der Influenza geweest is; hij moet ook om die reden de avondlugt vermijden, en dus niet laat te huis koomen; hij zoude beeter doen, dat hij tot laat in den nagt in zijn huis bleef blokken. -- Voldoende reden gegeven hebbende, dat ik in staat zoude zijn om iets meer dan de zes boeken van Euclides te verklaaren, moet ik aan mijn hardnekkigen Patient doen gevoelen, dat ik ook niet uit [pag. 11] luiheid minder werk doe, dan ik zoude kunnen doen. Tot dit einde zal ik een verslag van de Collegien en lessen opgeeven, die ik zedert twee en twintig jaaren gehouden heb.


Verslag van de Mathematische Collegien, die
ik zedert twee en twintig jaaren te Utrecht
gehouden heb.

Toen ik, tegen het einde van het Jaar 1763, de eer had, naar de Utrechtse Akademie beroepen te worden, poogde ik ten spoedigsten aan het gracieus beroep te voldoen. Ik aanvaardde het Leeraarsampt den 9 Februarij van het volgende jaar. De helfte van het Akademie jaar verloopen zijnde, kon ik niet meer dan de twaalf boeken van Euclides, nevens de zogenoemde Archimedea afdoen, du deed ik meer af dan de zes boeken van Euclides; ook hield ik Collegien in de Astronomie en Logica. Vervolgens den Cursus Mathematicus allenskens uitgevend, heb ik de twee eerste deelen jaarlijks bijkans geeindigs. Het eerste deel bevat de Arithmetica, de geheele geometrie, de uitmeeting der vlakten en ligchamen en de Trigonometrie. Het tweede deel handelt over de eenvoudige en vierkante equantien, de rekeningen der magten en radicaale grootheeden, de Progressien, de Logarithmen en over de Algebra adplicata ad geometriam. Deeze hoofdstukken heb ik als de noodzakelijkste en nuttigste beginzelen der zuivere wiskunde jaarlijks verklaard. De [pag. 12] tijd niet toereikende, om het tweede deel te eindigen; heb ik om het ander jaar de hoogere equatien of de keegelsneeden gedoceerd. Ik poogde bijzonder de Algebra met vraagstukken, die ik om het ander jaar veranderde, te verrijken. Dan handelde ik eens over de lijfrenten, dan over de Hol- en Brandspiegels ter geleegenheid van de Algebra adplicata enz. Alle jaaren heb ik op de gewoone plaats der Akademie bekend gemaakt, dat ik bereid was de hoogere Mathesis te expliceeren. Ik zoude mij met vier toehoorders vergenoegd hebben. Egter is het mij slegts tweemaalen gelukt om in dezelve een ordinair Collegie te houden, behalven privatissima en publieke lessen: ik moet niet vergeeten, mijne leezers te waarschouwen, dat ik behalve dit jaarlijks Collegie de Astronomie, Logica en Methaphysica onderwijze, schoon ik eigenlijk niet beroepen ben om de Philosophie te doceeren; ook wilde ik mij gaarne daarvan ontslaan, indien de Mathesis mij meer bezigheden kon geven; ik onderwijs wijsgeerte, om dat men mij niet van nalatigheid beschuldigen zoude, ondertusschen hebben de wijsgeerige lessen mij belet, meer vorderingen in de wiskunde te maken, die mij in de eerste jaaren mijner jeugd heeft nagelachen. De publieke lessen houde ik stipt, volgens gebruik, wanneer ook slegts twee toehoorders dezelve willen volgen. In de publieke lessen geeve ik aan de beminnaaren der Wiskunde de gelegenheid om zich in dezelve meer [pag. 13] en meer te oeffenen. Om het andere jaar, behandele ik een moeijelijke stof uit de Astronomie, die ik in het ordinair Collegie hebbe moeten overslaan, gelijk de theorie van de Maan, de Eclipsen, enz. Ook heb ik eens over de verhevene Astronomie, en de Mechanica publiek gedoceerd. Eens heb ik de lessen over de gewoone Mechanica, en de Optica gegeven; eens over de lijfrenten en Weduwe Societeiten, verscheiden reizen over de Trigonometria Sphærica nevens de formulæ Trigonometricæ, en over de kegelsneeden. Ik maake geene volstrekte bepaling omtrent de publieke lessen, terwijl ik aan mijne geoeffender toehoorders de vrijheid geeve van eene stof te verkiezen. Mijn stoute Patient zal mogelijk hier over grimlachen, dat zijn Geneesheer wel met veele recepten en Medicamenten pronkt, maar dat hij nog geene beterschap bespeurt. De Patient moet begrijpen, dat hem eene ingekankerde ziekte kwelt, die door de besmette lugt van het wonderjaar kwaadaartig is geworden. Hij moet een weinig geduld hebben, de lugt zal wel eens ophelderen, post nubila Phoebus. Zodra de wind zal veranderen, vermits de Patienten, die aan de Influenza laboreeren, de verandering van het weer, volgens den bovengenoemden Doctor Lentin, zeer gevoelig zijn, zal hij ook ras met den wind veranderen. Indien nu de Patient deeze geneesmiddelen als kwakzalverijen en beuzelpraat verwerpt, zal ik de toehoorders, die mijne publieke en private lessen [pag. 14] hebben bijgewoond, vriendelijk verzoeken, dat zij gelieven, door schriftelijke getuigenissen, de waarheid van mijne gezegdens te ondersteunen. Bespeurt hij nogthans geene beterschap, zal ik geweldige middelen moeten gebruiken. Hij zal dagelijks tweemaal, bij Zons op- en ondergang, met een Batterij van vijftig stukken, moeten geëlectrificeerd worden, en dagelijks tegen drie uur zal men hem twee drachmen vaste lugt tusschen vel en vleesch inspuiten, dan mag hij zich met die kunstjes vermaken.
Er schiet nog een klein Sijmptoma over, (er blijven nog wel andere Sijmptomata over, maar die zal ik bij eene nadere gelegenheid bespiegelen.) De Patient heeft schrikkelijk geijld en gemaald over de nieuwe Methode, welke ik zedert het begin van het wonderjaar gebruikt hebbe, om de Mathesis te doceeren. Misschien meende hij, dat ik ook besmet was. Ik heb mij reeds in de Voorrede van het vierde deel van de uitgelezene verhandelingen over die zaake verklaard, ook wel bijzonder met oogmerk om hem een preservatif middel aantebieden, vermits ik reeds voor dien tijd eenige dispositie tot de Influenza aan hem waargenomen had. Thans tot zijn Geneesheer geroepen zijnde, is het mijn pligt, over dit geval een breedvoeriger Consult te geeven, tevens omdat ik deeze Methode ook in dit jaar weder beproefd hebbe.
[pag. 15]

Berigt nopens de nieuwe Methode, van welke
ik mij zedert het begin van het jaar 1784.
in mijne Mathematische Collegien be-
diend hebbe.

Ondervonden hebbende, dat de liefhebberij der Wiskunde, na het eindigen der zes boeken van Euclides en der eenvoudigste equatien, bijkans alle jaaren merkelijk begon te verflaauwen; en dat inzonderheid met het begin van de jaaren 1782, en 1783, naauwelijks twee of drie toehoorders overbleeven, wierd ik daardoor bewogen om het vervolg der Meetkunde en de Algebra op eene nieuwe, en was het mogelijk, op eene interessante manier te verklaaren. Om reedenen, die ik verzwijge, vermits zij weinig tot de genezing van den Patient zullen toebrengen, kon ik mij ook niet veel van het Collegie tegen het begin van 't Jaar 1784 belooven; zo dat ik besloot het zelve met het halve Akademiejaar, in de maand Februarij, naa het eindigen der zes boeken van Euclides en der equatien van de eerste magt, te sluiten; na alvoorens dit voornemen naa de wintervacantie aan de Akademie op de gewoone wijze bekend gemaakt te hebben. Ik had geen afgebrooken werk gedaan. Kenners der Wiskunde weeten, dat de Arithmetica, de zes boeken van Euclides en de eenvoudige equatien de eerste grondbeginzelen der zuivere wiskunde zijn, dat men reeds met behulp van deeze grondbeginzelen [pag. 16] de voornaamste stoffen van de Experimentaal Physica kan begrijpen. Dus verbeeldde ik mij niets teegen mijne pligt gedaan te hebben. In tegendeel meende ik ter goede trouw gehandeld te hebben; de verandering, die ik omtrent mijn Mathematisch Collegie hebbe gemaakt, is niet tot mijn voordeel geweest. Het nadeel, dat ik daardoor in 't vervolg zal lijden, zal mij niet tegen houden om mijn ontwerp uittevoeren, indien ik maar het genoegen genieten mag, om de beoeffening der Wiskunde te bevorderen. Voor het overige meende ik ter goede trouw, dat een Professor zulke schikkingen met zijnde Collegien kon voornemen, als hij het voor zijn geweeten en voor het Publiek verantwoorden kan. Anders ware een Professor ongelukkiger dan een Dorp Schoolmeester. Overeenkomstig deze bedoelde verandering van het Mathematisch Collegie heb ik ook van het begin van dit Akademiejaar tot den 10 Februarij van dit lopende jaar de Arithmetica, de zes boeken van Euclides en de eenvoudige equatien afgedaan. Vervolgens heb ik het Privatissimum gehouden. Ik noem het een Privatissimum, vermits ik niet meer dan veertien toehoorders kan toelaten. Dit getal is alleen geschikt om dit Collegie op die wijze, als ik beschrijven zal, met nuttigheid te houden. Ook is dit getal groot genoeg; dewijl het in twee en twintig jaaren niet gebeurd is, dat na de maand Februarij veertien toehoorders mijne lessen gestadig bijgewoond hebben. Maar zoude de liefhebberij van [pag. 17] de Mathesis onverwagt toeneemen, dat er meer dan veertien geoeffende liefhebbers om het Privatissimum bijtewoonen, zich lieten vinden, ben ik bereid dit Collegie tweemaal te houden. Bij het openen van het tegenwoordig Privatissimum heb ik mijne toehoorders, onder het voorleezen van de voorwaarden, duidelijk te verstaan gegeven, dat ik genegen was, behalven die geenen, welken ik verzocht had, een getal van veertien toehoorders toetelaaten; mits zij zich ten mijnen huize geliefden te vervoegen, om hen te beproeven, of zij in staat waren van het Privatissimum gebruik te maaken. Niemand heeft zich bij mij aangegeven, en ook niet allen, die ik verzocht heb, zijn gekoomen. Mijn Patient moet misschien in de Stad Utrecht tot het gerucht aanleiding gegeven hebben, dat ik maar zoo den een of ander tot dit Collegie toeliet. -- De Influenza is eene wonderlijke ziekte, zij is als een loopend vuur. --

Naa deezen langen uitstap, dan mijn Patient is woordenrijk, spreekt met eene Professoraale zekerheid en daarom beschuldigt hij mij van duisterheid, en oppervlakkige kennis, terwijl ik weinig woorden maaken en ter zaake overgaan; nu naa deezen langen uitstap, dien ik gedaan heb om mijn langdraadigen Patient eens te voldoen, zal ik het ontwerp van het Privatissimum open leggen. Dit Collegie is daarin onderscheiden van de gewoone [pag. 18] wijze van doceeren, dat ik het Compendium niet in een gestadige redevoering uitlegge.
Ik ondervraag mijne toehoorders, die het Compendium beurtelings voorleezen, dikwijls naa de reedenen van de gesteldens. Zij kunnen hunnen zwaarigheeden opperen. Wij werken met elkanderen. Wij onderhouden ons vriendelijk over de Mathesis, dan in het Latijn, dan in het Duitsch. Ik overzie de voorbeelden, de vraagstukken, die mijne toehoorders, het zij in de lessen, of t'huis hebben uitgewerkt. Nu begrijpt de Patient wel, dat ik een groot getal toehoorders op die wijze niet gemakkelijk kan bestuuren. Ook gelieve hij te weeten, dat wanneer de Mathesis, zich verder dan over de zes boeken van Euclides uitstrekt, dezelve niet voorspoedig voor een groot getal toehoorders kan gedoceerd worden. Hij begrijpe tevens, dat ik op deeze wijze meer zaaken kan afdoen, dan op den gewoonen trant.
Om dit Privatissimum te kunnen volgen, behoort men de zes boeken van Euclides en de eenvoudige equatien en de rekening der magten te verstaan, om dat ik de Geometrie vervolge, en verders de Radicaale grootheden, vierkante equatien, progressien en logarithmen, en vervolgens de Trigonometrie verhandele. Twee of drie lessen worden weekelijks over de Algebra en een of twee lessen over de Geometrie gehouden. Om nu deeze voorwerpen, die de meesten droog vinden, [pag. 19] interessant te maaken, heb ik bij ieder hoofdstuk toepasselijke vraagstukken uit de Mechanica en Hydraulica gevoegd. De keus van deze bijvoegzelen is mij moeijelijk gevallen, om dat ik de oplossingen en verklaaringen overeenkomstig met de kundigheden van eerst beginnende liefhebberen der Wiskunde moest inrigten, en tevens deeze vraagstukken in een zeker verband schikken. Ik onderstel ook niet meer dan de eenvoudigste beginzelen der Natuurkunde. Zoo bieden zich dus de Physica en de Mathesis de handen. Zo kan dus de Mathematicus den Physicus, zo wel als de Physicus den Mathematicus beproeven, egter moet dit zonder het graaven van een put geschieden. In dier voegen heb ik het voorleden jaar de equatien van de eerste magt op eene volledige beschowuing van den Hefboom toegepast; vervolgens wierden de vierkante equatien verzeld met vraagstukken over het vallen der zwaare Lighamen, over de beweging van twee ongelijke Lighamen om een katrol loopende, over de werktuigen, die door menschen of dieren bewogen worden, over de wrijving der raderen, over den Cabestan; hier bij voegde ik eenige voorbeelden over klei en suiker- moolens, en de daar meede verknogte trafiquen. Het gebruik der Arithmetische Progressien wierd door de persing van het waater tegen regt opstaande vlaktens aangewezen, -- iets over het meeten der hoogtens door middel van den Barometer. De [pag. 20] uitmeeting der vlaktens en lighamen wierd toegepast op de lugtballen, op het zwemmen met een gordel, op de raderwerken, en iets over de Horlogien. Naar de Paas-Vacantie, heb ik alle Woensdagen van vier tot zes uur, de Theorie en de Practijk van de Perspective verklaard. Wij hebben teekeningen gemaakt; en vervolgens de grondteekening van een huis vervaardigd; en bij die gelegenheid iets over de verdeling van een gebouw zeggende, heb ik dit Collegie met eene korte beschouwing der vijf Bouworden beslooten.
Schoon ik zedert den 11 Februarij van dit jaar het Privatissimum hervat heb, zijn de toepassingen van de Algebra en Geometrie zeer onderscheiden geweest van die van het voorleeden jaar. Het gebruik der eenvoudighe equatien is door de botzing der harde lighamen aangewezen, nevens eenige toepassingen van de medeeling der beweging, bij voorbeeld door den Hefboom; dit gaf aanleiding tot het bepaalen van het zwaarte punt van een Sijstema van lighamen; vervolgens wierden vraagstukken opgegeven over de botzing tegen lighamen, die om een vast punt draaijen, en dus over de momenta inertiæ, en over het centrum oscillationis van een zamenstelzel van lighamen. De leere van de Radicaale grootheden en de vierkante grootheden verhandeld zijnde, heb ik eenige proeven van de differentiaal en integraal rekening gegeven, dewijl deze rekening ook zeer [pag. 21] geschikt zijn om zich in de Calculus Litteralis te oeffenen. Tot dien einde heb ik slegts de differentialen van de potensen zo wel der enkele als der zamengestelde grootheden, en vervolgens de integraale formulen, als
f xmdx en f dx (a + x)m/n betoogd. -- Mij dunkt ik hoor de Patient schaateren van lachen. -- Hij wrijft zich met den vinger onder den Neus -- wat gebeurt 'er? -- 't is een risus Hyppocraticus. -- O, Docter, wat schept gij voor kost? Welke wonderlijke mixturen en Tincturen ordonneert gij? de hooger Mathesis met de vierkante equatien. Welke verwarring! -- bedaar een weinig, struikelt niet over de hooger Mathesis; klim niet, blijf beneden, gij hebt zoo even geleezen, dat de hooger Mathesis aan een steilen berg gelijkt. Herdenk, tolluntur in altum ut lapsu graviori ruant. De hooger Mathesis, die ik dan aangeraakt heb is maar een dal van dien hoogen berg, daar kunt gij ook gaan wandelen, wanneer gij begint te beeteren. Uw geneesheer gelooft, onder verbetering, dat 'er verwarring plaats heeft, wanneer de volgende stellingen en redeneringen met de voorgaande in geen verband staan, zodanig, dat men geene uit deeze niet kan afleiden. Nu kunt gij gemakkelijk gelegenheid vinden om mijn beknopt Dictata te leezen en dan over het verband mijner lessen oordeelen. Deze Dictata, luister wel toe, [pag. 22] zijn beknopt, dewijl ik dezelve met ophelderingen en voorbeelden verklaare. Maar dat ik van den gemeenen trant iets afgeweken ben, dat strekt niet tot mijn schande; of meent gij, dat een Professor verpligt is zijne lessen alle jaaren ex officio weder optezeggen, zonder een jota te veranderen. Dit past een Cathechiseermeester, maar geenzins een Hoogleeraar. Ik ben van dien inborst, dat ik mij niet gemakkelijk door gemeene vooroordeelen, algemeene modes laat vervoeren. Had gij deze gesteldheid, gij zoudt met de Influenza nooit besmet geworden zijn.
Maar verder, ik vergenoegde mij niet met die zoo genoemde hooge rekeningen te ontcijfferen, ik toonde door voorbeelden, hoe men dezelven in de Mechanica en Hydraulica kon gebruiken. Ten dien einde heb ik over het rijzen en vallen der lighamen, over de persing van het water tegen de dijken gesprooken, en bij gelegenheid dat nuttig vraagstuk opgelost, om uit de gegevene hoogte, en de buiten- en binnen-doceering van een dijk, de breedte van deszelfs kruin te vinden. Verders heb ik door die hooge Mathesis de dikte van een muur bepaalt om tegen get water of tegen een wal van aarde staande te blijven. Voorts heb ik zonder op dien hoogen berg te klouteren, vertogen laten zien, over de sterkte der balken, over het zeilen der Scheepen; en over de gewelven &c.
De onderwerpen betrekkelijk tot het elfde en twaalfde [pag. 23] boek van Euclides en de Trigonometrie heb ik onafgebrooken zonder toepassingen verklaard, behalven eenige vraagstukken nopens het meeten van hoogten, van afstanden, en het vervaardigen van het plan van eene Stad of niet veruitgestrekt land. De uitmeetingen der lighamen volgens het twaalfde hoofstuk der Geometrie, heb ik door de Methode om de zwaarte van een schip te bepalen, en den inhoud der hoofdgracht van eene vesting, van den wal en van het Parapet te meeten, opgehelderd.
Na de Paasvacantien heb ik, gelijk in het voorleden jaar, aan mijne toehoorders aanleiding gegeven, Geometrische tekeningen te maken, niet verzuimende de toepassingen der Algebra en der Geometrie aantewijzen, wanneer dezelve kunnen plaats grijpen. Te dien einde heb ik alle woensdagen van vier tot zes uuren de Fortificatie bij wijze van schetsen verklaard. Over deze lessen zal ik de eert hebben mijn Patient nader te onderhouden.
Uit dit gegeven berigt kan de Patient begrijpen, waarom ik deze Consultatie niet dan kort voor de Vacantien kon wereldkundig maken; ik diende te weten, welke voorwerpen ik in dit Akademiejaar kon verhandelen, anders zou ik niet nagelaten hebben aan zijn Ed. begeerte spoediger te voldoen.
Verders blijkt uit dit berigt, dat de toehoorders, welke twee jaaren dit halfjaarlijks Privatissimum [pag. 24] bijwoonen, behalve de Algebra en Geometrie, een voorraad van nuttige Mechanische en Hijdraulische leestelzels kunnen opdoen, zodanig dat zij op deze leerstelzels voortwerkende, in staat gesteld zijn om door eigen vlijt te vorderen. Mijn Patient gelieve in 't voorbijgaan te overwegen, dat mijn toehoorders (N.B.) niet begeren Mathematici ex professo te worden. Indien nu de Patient mij door zijne besmettelijke ziekte geene hinderpalen in de weg legt, om dit Privatissimum, 't welk hij niet verduren kan, in 't vervolg te houden, zal ik het zelve verbeteren, en ook het zamenstelsel van het zelve in 't ligt geven. Voor dat ik dien stap doe, zal ik deze Methode aan het oordeel van binnen- en buitenlandsche vermaarde wiskonstenaren onderwerpen, om mij van hun raad tot volmaking van dit werk te bedienen. De Patient als Patient kan niet kwalijk nemen, dat ik hem niet om raad zal vraagen, immers behoorde hij eerst genezen te zijn. Vermits nu zijne genezing waarschijnlijk niet spoedig zal voortgaan, kan ik op dezelve niet wagten.
Ik vlei mij eene opregte opening van mijne bezigheden gegeven te hebben. Het ware wenschelijk, dat de Patient zijne daden ook wilde onbewimpeld aan den dag leggen. Hij kon mij in staat stellen meer Sijmptomata waar te nemen, waarvan zijne spoedige genezing zal afhangen. Tot dien einde dage ik hem uit voor de oogen van geheel Nederland, dat hij gelieve zijne [pag. 25] daaden Schetswijze bekent te maken, bijzonder in zulke gevallen, wanneer hij door de Paroxismus vervoerd, iets nieuws meende gedaan te hebben, 't welk inderdaad ouderwets is, maar aan 't welke zijne verhitte verbeelding een nieuwen naam geleend heeft. Om hem eindelijk te overtuigen, dat ik alles doen wil, wat in mijn vermogen is, om hem van zijne ongesteldheid te herstellen, zal ik het aanstaande jaar een nieuw Collegie houden, van het welk ik de eer zal hebben aan zijn Ed. het ontwerp openteleggen, hoopende dat men eindelijk zal nalaaten mijne Collegien door allerlei kunst- en vliegwerken te benadelen.


Berigt nopens een Collegie over de Krijgskunde,
Fortificatie en Marine, 't welk ik in het aan-
staande Akademiejaar in 't Duitsch of
Fransch zal beginnen.

Reeds in 't voorleden jaar heb ik aan mijne toehoorders mijn voornemen te kennen gegeven, dat ik in dit jaar de tekeningen van de Perspective met die van den vestingbouw wilde verwisselen, en dat ik dit beurtelings om het andere jaar wilde hervatten.
Maar ik had in dien tijd geene gedagten van een formeel Collegie over de Fortificatie en Krijgskunde te onderneemen. Onder het lezen der Memorie van den Heer Generaal de Moulin gevoelde [pag. 26] ik mij zeer getroffen door die juiste aanmerking over het verval van de krijgskunde, dat de Krijgslieden geene gelegenheid hebben om zich in die grootsche wetenschap te oeffenen.
Dit gebrek aan Militaire Schoolen, die egter in alle staaten worden onderhouden, is buiten tegenspraak. Niet tegenstaande mijne geringe kundigheden in het Militaire, voelde ik mij egter sterk aangezet om dezelven, bij gebrek van iets beters, ten welzijn van Nederland, dat ik als mijn dierbaar Vaderland waardeer, te besteden. Met de uitvoering van dit stout voornemen, hield ik mij bezig gedurende de wintervacantien, ik begreep wel, dat ik niet in staat zoude weezen, om terstond aan Heeren Officieren en Ingenieurs een volmaakt onderwijs te geeven. Maar overdenkende, dat onze Akademische Burgers, die zich aan de regten toeweijen, behalven de Pandecten, eene algemeene kennis van het Militaire en van de Marine dienden te verkrijgen, beraamde ik middelen, om eene Encijclopedie, om zoo te spreeken, van die Wetenschappen ten nutte van de Akademische jeugd optestellen. De lessen, die ik over de Fortificatie na de Paas-vacantien houden wilde, gebruikte ik als middelen om mij zelve te beproeven, of ik iets daaromtrent uitvoeren kon. Ik zal van die lkessen eerst een kort verslag doen voor dat ik het ontwerp van het bedoeld Collegie bekent maake. Ik heb in die lessen de verre uitgestrektheid der verhevene [pag. 27] kundigheden van den Militair afgeschetst. Al 't geen tot den Oorlog op 't land betrekkelijk is, kan onder drie hoofdeelen gebragt worden, namelijk onder de Krijgskunde, de Fortificatie en Artillerie; de Krijgskunde bevat niet alleen de Tactica, maar ook de Militaire Evolutien. Het Manuaal ondersteld zijnde, als een werk van enkele praktijk, heb ik de Evolutien in eenvoudige en zamengestelde verdeeld, volgens eene gemakkelijke Methode de voornaamste Evolutien om zoo te spreeken in 't kleine betoogt, ook zommige door Mathematische bespiegelingen opgehelderd. De Tactica bevat niet alleen de kundigheden van een Armee in orde van Bataille te rangeeren, en eene Bataille wel te dirigeeren. Maar ook voornamelijk moet een Generaal kundigheden hebben, van de Convoien, Retraiten en Campementen; deze drie stukken wierden met voorbeelden opgehelderd. Over de Tactica spreekende, heb ik van de zeven ordens van Batailles volgens Vegetius kortlings meldign gemaakt, en de schikkingen van eene Bataille, de Manoeuvres en de verscheidene Dispositien, die gedurende eene Bataille van Lowositz, waar de Koning van Pruissen over de Oostenrijkers den 1 October van het Jaar 1756 een heerlijke zege behaald heeft, volgens eene gemakkelijk Methode, vertoond. Om het onderscheid tusschen eene Bataille en Actie of Affaire te doen begrijpen, wierd de Actie tusschen een [pag. 28] Corps Pruissen en een gecombineerd Corps Franschen en Oostenrijkers, bij Gotha in het jaar 1757 tot een voorbeeld aangehaald. -- Vervolgens begonnen onze zamenkomsten, over den Vestingbouw met de grondtekeningen en het Profit van eene Vesting zonder buitenwerken, volgens het oud Hollandsche Sijstema van Freijtag. Hier wierd de gelegenheid om de verschillende gevoelens der Ingenieurs omtrent de grootte en plaatzing der gedeeltens eener Vesting te beoordelen, niet verzuimd. Vervolgens wierd eene Vesting met Ravelijnen en Contregardes getekent, om iets over de buitenwerken aantehalen. Deze lessen zijn met de tweede manier van versterken van Vauban besloten. Ik heb dezelven in 't Duitsch gehouden, om geen ongewoon werk te ondernemen, wanneer ik mijn oogmerk om het bedoeld Collegie ter uitvoer te brengen, zoude bereiken. Die lessen kunnen tot eene proef verstrekken voor de geenen, bij welke ik zedert twee jaaren te Utrecht door mijn Patient in minagting geraakt ben. Ook moest ik noodzakelijk eene proef doen, nopens eene zaake, waarvan niemand weeten kon, dat ik 'er eenige kennis van had.
In dier voegen ben ik voornemens het bedoelde Collegie met de Fortificatie te beginnen, en vervolgens zal ik over het aanleggen der Mijnen, over de Irreguliere Fortificatien spreeken; niet vergetende de berekening der kosten die tot het bouwen van Vestingwerken vereischt worden; in de [pag. 29] daad een gewigtig artikel. De Veld-Fortificatie, die over het gebruik en het aanleggen der Veldschantzen handelt, zal ook in aanmerking komen. De Defensie en Attaque geeft aanleiding over de Krijgskunde te spreeken, dan zal ik melding maken van de vereischte toebereidzelen tot de verdediging eener Vesting. Eindelijk behoorde men iets van het gebruik der Artillerie te weeten.
Het tweede deel van het voornoemd Collegie zal eene korte aanwijzing tot de Marine bevatten. -- Mijn Patient zal mij al weer in het vaarwater komen? Wat verstaat tog eene Geneesheer van de Marine? Ik vlei mij van de Marine meer kundigheden te hebben, dan van de Krijgskunde en Fortificatie. Hij cum suis kan daaromtrent het vijfde en zesde deel van mijn Cursus Matheseos adplicatæ zien, en hij zal bevinden, dat de beste Schrijvers mij niet onbekend zijn. Er zijn drie voorname takken van de Marine; de scheepsbouw, het Manoeuvrerev der Scheepen en de Stuurmanskonst of Navigatie. De drie hoofdeelen zal ik verklaaren volgens mijn Cursus egter op eene eenvoudiger wijze. Het algemeen vooroordeel schijnt de kundigheden van de Marine enkel binnen den naauwen kring van de Navigatie te bepaalen. Is 'er geen onderscheid tusschen een Surinaams Vaarder en een Oorlogs-Schip? geen onderscheid tusschen een Stuurman en een Zee-Officier? Onze Politieke schrijvers [pag. 30] hebben het bestuur van Koopvaardij-Scheepen met dat van Oorlogs-Scheepen onvoorzichtig verward. Een Zee-Officier behoort, behalven de Navigatie, kennis van den Scheepsbouw en van het Manoeuvreeren te hebben, hij moet zo wel Scheepen tekenen, als een Land-Officier Vestingen en situatien van legerplaatzen.
Dit is het ontwerp van het Collegie, 't welk ik met het begin van het aanstaande Akademiejaar aan de Burgers van onze hooge school aanbiede, om het in 't Duitsch of Fransch te houden. Ik zal tragten hetzelve in een half jaar te eindigen, weeklijks twee uuren, om den tijd, tot andere bezigheden besteed, aan de weetgierige jeugd niet te ontrukken. Ondertusschen zal het Jongelingen, die na Politieke ampten streeven, niet berouwen op zoortgelijke Collegien den tijd besteed te hebben. Ik misprijze niet, dan men zich op het Roomsche Regt toelegt, maar dat de Akademische jeugd niet anders dan die kennis verkrijgt, moet voor haar zeer nadelig zijn. Vermits het eene bepaalde Wetenschap is, louter theorie, zonder applicatie; eene Wetenschap, waardoor men den mensch en de menschelijke Industrie niet kennen leert. Onder vijf Studenten in de regten is naauwlijks een, die zich voor het pleiten of tot een Ampt voor de Hoven van Justitie wil bekwaam maken. Hoe veele Politieke Ampten zijn 'er nu buiten deeze, die geene diepe kennis van de Pandecten [pag. 31] vereischen? De Hooge Collegien van den Raad van Staaten, van de Admiraliteit, van Heemraaden, van Bewindhebber vereischen andere kundigheeden.
Het is zo nadelig voor 't Land als voor de Wetenschappen, dat men de Studenten in de Regten, zonder onderscheid, onder den last der Pandecten doet bezwijken.
Ik kan niet nalaten de Heeren Studenten, die dit Collegie met vrugt wilden bijwoonen, te waarschouwen, dat zij de Geometrie, Trigonometrie en iets van de Algebra moeten weeten. Ja willen zij de Navigatie leeren, dan behooren zij eenige kundigheden van de beginzels der Astronomie te bezitten, anders kan dit Collegie in geen half jaar geeindigd worden.
Gelukte het mij voor Heeren Officieren, in den Zee of Land-dienst, een Collegie te houden, zoude ik in een grooter detail van die Wetenschappen moeten treeden. Om nu ook een grooter voorraad van kundigheden, bijzonder in de Fortificatie optedoen, zoude het mij aangenaam wezen, indien ik daaraan voor de maand Augustus kon verwittigd worden.
Gelukkig, driewerf gelukkig, indien ik door deze mijne geringe pogingen aanleiding kon geven, dat 'er in de voornaamste Akademien van Nederland, Leeraars in de Fortificatie, Bouwkunde en Marine benoemd wierden! De Patient moet zich niet verbeelden, dat ik dit schrijve, om op eene bedekt wijze een tijtel of verhoging [pag. 32] van Tractement te Solliciteeren. Neen -- de Hemel is mijn getuige. Ik verfoei baatzucht en slinksche streeken. Ik ben vergenoegd met de belooningen van Heeren Curatoren, overtuigt zijnde, dat Hun Edele Groot Achtbare ieder Leeraar volgens zijne verdiensten belonen. Mijn geweeten zoude mij verpligten, aangezien mijne geringe kundigheden, voor een Professoraat in de Fortificatie en Bouwkunde te bedanken. Maar dewijl 'er in Nederlands Akademien geene gelegenheid is, kennis van Militaire Wetenschappen en van de Marine te verkrijgen, biede ik, uit liefde voor Nederland, mijne geringe pogingen aan. Ik geloof, dat het beter is, iets te weeten dan niets. Indien zich iemand opdeed, die te Utrecht de Fortificatie en de Bouwkunde wilde onderwijzen, ik zoude hem niet in de weg zijn; maar hem de hand bieden en van mijn voornemen terstond afzien.
Ondertusschen is het mij niet onbekend, dat de Hooggeleerde Heer Ypeij, vermaard bevorderaar der Fortificatie, deze nuttige Wetenschap met luister gedoceerd en veele bekwaame leerlingen gemaakt heeft; egter heb ik vernomen, dat zijne Hoogel. wegens den aannaderenden, roemelijken ouderdom die lessen zedert eenige jaaren niet meer kan waarnemen.
In het tweede stuk zal ik de uitwerkingen mijner geneesmiddelen bekend maken, maar het zal na gedagten, niet voor de Maand November, of tegen [pag. 33] het afvallen der bladen uitgegeven worden. Ik meen dit werkje om het halve jaar te vervolgen. De Patient zal mij mogelijk stofs genoeg daartoe verschaffen; te dien einde daag ik hem andermaal uit, dat hij opening van zijne boeken geeve, dat hij zijne daaden, en bijzonder die hij zedert October uitgevoerd heeft, slechts zo eenvoudig als ik de mijnen bekent make. Wanneer hij nu zijne daaden opregt beschreven heeft, zal ik ook mijne bezigheden naauwkeuriger openleggen. Hij zal mij dus gelegenheid geven om meer Sijmptomata te ontdekken, en mijne Cur met beter gevolg te doen: maar blijft hij agter den put schuilen, dan laat ik hem aan zijn droevig noodlot over. Hij ziet immers, dat ik zijne genezing zeer behartige, ik heb met hem, gelijk het voor Patienten betamelijk is, in een zachten en vrolijken toon gesproken, en op dien toon meen ik de volgende stukken optestellen.


E I J N D E.





Voetnoten:

(a) Vide, Rossijn, orationem inauguralem de humanitate &c. Ao. 1766 pag. 29. Neque enim omnes, quos suus as scientias principes animus vocat, in abditissima Phijsices adijta penetrare jubeo, neque adeo unicam humanitatis viam perarduos illos, quos paucibene conscendunt, Mathematicorum sublimiorum montes ducere crediderim &c.

(b) Ja ik mag mij beroepen op de voordeelige uitspraak van mijn Collega Rossyn over mijne kundigheden. Zijne Hooggeleerde heeft in zijne Inauguraloratie 1775, pag. 47, dus van mij gesprooken, Vir tuis in rem Mathematicam meritis Toto terrarum orbe celeberrime.

(c) Beobachtungen der Epidemischen krankheiten van Lentin - Dessau 1783. De vermaarde Geneesheer, S. 8-15., spreekende over de Influenza, merkt aan, dat de Noord-Oosten wind eene vogtige lugt, gelijk de lugt in wijnkelders is, voortbrengt. Hij ordonneert poeders uit salpeter, campher en Thee uit vlierbloemen, ook vesicatoria tusschen de schouders, wanneer de Patient steekten in de borst gewaar word, of wel vomitoria bij Hoofdpijn.