Voor Uwe aanbeveling, welke de eerste aanleiding tot mijne
benoeming was, breng ik U mijn hartelijken dank. In het bijzonder verzoek ik
U, Hoogleeraaren in de Wiskunde, om Uwen steun, waar ik dien zal behoeven.
Gedachtig aan den vriendschappelijken omgang, welke ik met eenige onder U reeds
mocht hebben, durf ik het vertrouwen uitspreken, dat Gij mij Uwe voorlichting
niet zult onthouden.
Hooggeleerde Schuh, Hoogvereerde Mentor,
Het is mij eene oprechte behoefte in dit uur tot U in het
bijzonder het woord te richten en van uit deze plaats uiting te geven aan mijn
gevoel van bewondering voor Uwe zeldzame gave. Ik acht het mij een voorrecht
voortaan in Uwe nabijheid te mogen arbeiden; moge ik steeds den invloed van Uw
scherpen geest blijven ondervinden. Het zij mij vergund U, hooggeschatte
leermeester, thans mijn innig gemeenden dank te betuigen voor de vele goede
wenken, die ik van U mocht ontvangen en voor alles, wat ik aan U verplicht
ben.
Dames en Heeren Studenten aan de Technische
Hoogeschool,
Het vak, waarin ik U onderwijs zal geven is er vermoedelijk
niet een, dat gij om het vak zelve bestudeert. Het doel, dat ik mij voorstel,
is U den weg te effenen voor het verkrijgen van de voor U noodzakelijke kennis.
Gaarne zal ik daarbij, zooveel in mijn vermogen is, aan uw eventueele wenschen
tegemoet komen. Moge het mij gelukken, zij het ook slechts bij enkelen onder
U, de belangstelling voor de wiskunde zelve te wekken.
Ik heb gezegd.
Voetnoten